Alle presidenten van Frankrijk sinds 1848
De president van Frankrijk is het staatshoofd van Frankrijk. De eerste ambtsdrager wordt beschouwd is Louis-Napoléon Bonaparte, die in 1848 is gekozen en zelf een coup in 1851 uitlokte om zichzelf later tot keizer uit te roepen als Napoleon III.
Zijn staatsgreep was populair omdat hij het herstel van het algemeen kiesrecht voor mannen voorstond. Dit recht was eerder door de wetgevende macht afgeschaft. Zijn actie verleende het nieuw opgerichte Tweede Keizerrijk stevige grond.
Een republikeins regime ontond in 1870 na de val van Napoleon III door de Derde Republiek. Bij een referendum is in 1962, dat onder de Vijfde Republiek op verzoek van president Charles de Gaulle, de verkiezing van de Franse president van een kiescollege overgeheveld naar een volksstemming. Lees meer…
Webite: www.elysee.fr
Lees hier ->>> meer over politiek op deze website.
Alle presidenten van Frankrijk sinds 1848
1. Louis-Napoléon Bonaparte
(1808-1873)
Ambtstermijn: 20 december 1848 tot 2 december 1852
Partij: NVT
Deze Bonaparte was president van Franse Republiek en als Napoleon III keizer van Frankrijk van 1852 tot 1870. Lodewijk Napoleon, zoals hij ook werd genoemd, was een neef van Napoleon I.
Frankrijk verklaarde Pruisen de oorlog in 1870. Het Pruisische leger was superieur aan het Franse. Het had minder manschappen, maar een veel betere organisatie.
Parijs werd belegerd, en nadat daar de revolutionairen de macht hadden overgenomen en de commune van Parijs hadden uitgeroepen, gaf Frankrijk zich over.
Napoleon was na de Slag bij Sedan, in september 1870 al gevangengenomen door de Pruisen. Elzas-Lotharingen werd weer Duits gebied. Kort na de Pruisische overwinning werd koning Wilhelm I in Versailles tot eerste keizer van het nieuwe Duitsland gekroond.
Het Tweede Franse Keizerrijk werd drie dagen na Napoleons desastreuze overgave bij de Slag bij Sedan in 1870 omvergeworpen.
Dit resulteerde in zowel de afkondiging van de Derde Franse Republiek als de overdracht van het grondgebied van Elzas-Lotharingen aan het nieuw gevormde Duitse Keizerrijk.
Napoleon III is op 19 maart 1871 vrijgelaten en begaf zich als balling naar Engeland.
Derde Republiek (1870-1940) – Alle presidenten van Frankrijk sinds 1848
2. Adolphe Thiers
(1797-1877)
Ambtstermijn: 31 augustus 1871 tot 24 mei 1873
Partij: Républicain
Thiers was een toonaangevende geschiedkundige van de Franse Revolutie, met een meerdelig boek dat stelde dat het republikanisme van de Revolutie het centrale thema van de moderne Franse geschiedenis was. Hij was tegenstander van keizer Napoleon III.
Na de omverwerping van het Tweede Keizerrijk kwam hij opnieuw aan de macht en zijn onderdrukking van de revolutionaire Commune van Parijs in 1871 doodde 35.000 Parijzenaars.
Aanvankelijk was hij Staatshoofd (eigenlijk een voorlopige president van Frankrijk) van 1871 tot 1873, daarna voorlopige president. Hij verloor zijn macht in 1873, toen Patrice de Mac-Mahon volwaardig president van de Republiek werd.
3. Patrice de Mac-Mahon
(1808-1893)
Ambtstermijn: 24 mei 1873 tot 30 januari 1879
Partij: Monarchiste
Als generaal voerde Mac Mahon het bevel over de keizerlijke troepen tijdens de Italiaanse oorlogen van Napoleon III.
Hij versloeg de Oostenrijkse legers bij Magenta in 1859. In de Frans-Pruisische Oorlog van 1870 was hij minder succesvol. Bij Sedan raakten zijn troepen omsingeld waarna hij moest capituleren.
In 1873 werd hij president van de Derde Franse Republiek. Hij bleef echter een overtuigd monarchist, en toen de Senaat in 1879 een republikeinse meerderheid kreeg, trad hij af.
4. Jules Grévy
(1807-1891)
Ambtstermijn: 30 januari 1879 tot 2 december 1887
Partij: Républicain
Stil, slim en met aandacht voor de belangen van het volk en zichzelf, maar zonder enige voorkeur daarvoor, zou dit hem een onbevlekte reputatie hebben opgeleverd. Helaas nam hij een tweede termijn aan op 18 december 1885.
Kort daarna kwam een schandaal aan het licht waarin zijn schoonzoon Daniel Wilson betrokken was. Deze zou een rol hebben gehad in het toekennen van het Franse Legioen van Eer aan bepaalde personen.
5. Sadi Carnot
(1837-1894)
Ambtstermijn: 3 december 1887 tot 25 juni 1894
Partij: Gauche républicain
Toen president Jules Grévy in december 1887 wegens de Wilsonschandalen gedwongen was ontslag te nemen, was Carnots reputatie van integriteit de aanleiding om zich beschikbaar te stellen voor het presidentschap.
Carnot werd president in een kritieke periode, toen de republiek werd aangevallen door generaal Boulanger, die hij in 1889 verdreef.
Het presidentschap van Carnot was populair, met name tijdens de wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs. Het Panamaschandaal berokkende in 1892 veel schade aan de Republiek, maar voor Carnot werd het respect alleen maar groter.
Zie hier de populairste presidenten Verenigde Staten aller tijden.
6. Jean Casimir-Perier
(1847-1907)
Ambtstermijn: 27 juni 1894 tot 16 januari 1895
Partij: Gauche
Ondanks zijn monarchistische afkomst koos Casimir-Périer voor de Republikeinen en was hij van centrum-linkse signatuur. Op 14 januari 1895 nam premier Charles Dupuy die niet goed opschoot met zijn president, ontslag. Vanaf die dag begonnen de ministers de president volledig te negeren.
Onder druk van de regering werd hij gedwongen op 16 januari 1895 ontslag te nemen. Dupuy werd die dag waarnemend president voor één dag. Na zijn gedwongen ontslag nam Casimir-Périer afstand van de politiek.
Zie hier: AI vindt conservatieve vrouwen gelukkiger, aantrekkelijker op foto’s: studie.
7. Félix Faure
(1841-1899)
Ambtstermijn: 17 januari 1895 tot 16 februari 1899
Partij: Républicain
Tijdens zijn korte presidentschap ontving president Félix Faure in 1896 tsaar Nicolaas II in Parijs om de vriendschap tussen de twee landen te bezegelen (Russisch-Franse Alliantie).
Op 7 oktober 1896 legden de tsaar en president Faure de eerste steen van de Pont Alexandre III, een prachtige brug over de Seine (de brug is genoemd naar tsaar Alexander III, vader van tsaar Nicolaas II). Het daaropvolgende jaar bracht Faure een tegenbezoek aan de tsaar in Sint-Petersburg.
Aan het einde van Faures presidentschap bereikte de Dreyfusaffaire haar hoogtepunt. President Faure koos min of meer de kant van de anti-Dreyfusards (hij was tegen de heropening van de zaak).
Op 16 februari 1899 kreeg Faure in het Elysée een beroerte. Hij overleed enige uren later. Hij was op dat moment in een copulerende positie, in het gezelschap van zijn minnares Marguerite Steinheil. daarom werden zijn er toentertijd geen details over de dood van de president prijsgegeven. Al vlug deed het gerucht de ronde dat de president was vergiftigd door aanhangers van Dreyfus.
Tijdens de begrafenis op 23 februari 1899 op de begraafplaats Père-Lachaise ondernam Paul Déroulède een mislukte staatsgreep.
8. Émile Loubet
(1838-1929)
Ambtstermijn: 18 februari 1899 tot 18 februari 1906
Partij: Gauche
Tijdens de begrafenis van Félix Faure op 23 februari 1899 trachtte Paul Déroulède met enkele honderden anti-Dreyfusards het leger te bewegen om een staatsgreep te plegen. Déroulède ging naar generaal Roget, die met zijn troepen op weg was naar de kazerne, en probeerde hem over te halen om het Élyseepaleis te bezetten. Roget liet in plaats daarvan Déroulède arresteren.
Affaire Dreyfus
Loubet benoemde René Waldeck-Rousseau, een prominent advocaat, tot minister-president. Waldeck-Rousseau kreeg als hoogste prioriteit het afhandelen van de Dreyfusaffaire. Zes weken na de vorming van zijn regering, op 8 augustus, stond Alfred Dreyfus voor de tweede maal terecht. Op 9 september 1899 werd Dreyfus met 5 tegen 2 stemmen opnieuw schuldig bevonden, maar slechts bestraft met de vijf jaar die hij al had uitgezeten.
Hiermee achtten de president, minister-president Waldeck-Rousseau en minister van Oorlog Gallifet de zaak afgedaan. Pas zeven jaar later, op 13 juli 1906, vijf maanden na het aftreden van Loubet en ruim twaalf jaar nadat Dreyfus voor de eerste maal terechtstond volgden zijn rehabilitatie en die van kolonel Picquart, de man die erachter was gekomen dat niet Dreyfus een spion was, maar een andere officier.
Omstreeks de eeuwwisseling begonnen steeds meer politici aan te dringen op een volledige scheiding van kerk en staat. Deze kwestie speelde al decennia, maar er waren nooit stappen ondernomen voor de realisering ervan.
De kabinetten-Waldeck-Rousseau en Combes zetten zich in voor laïcisering van de samenleving – met name het laatste kabinet. In april 1905 riep de Franse regering haar ambassadeur terug uit het Vaticaan en in juli 1905 werd de scheiding van kerk en staat doorgevoerd.
President Loubet opende de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs. Hij ontving tsaar Nicolaas II van Rusland in Parijs en bracht in 1902 een tegenbezoek in Moskou. Hij zag het als zijn taak de Frans-Russische Alliantie verder uit te bouwen. In 1903 ontving hij de Britse koning Eduard VII.
Er werden vriendschapsverdragen met het Verenigd Koninkrijk gesloten en uiteindelijk traden Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Rusland toe tot de Entente Cordiale dat de Frans-Russische Alliantie verving.
Zie hier de Top 200 best verdiende staatshoofden en regeringsleiders 2021.
9. Armand Fallières
(1841-1931)
Ambtstermijn: 18 februari 1906 tot 18 februari 1913
Partij: Gauche
Tijdens zijn presidentschap (1906-1913) zette Fallières zich in voor de versterking van de Triple Entente. In 1908 bezocht hij Verenigd Koninkrijk, Frankrijks voornaamste bondgenoot. In mei 1911 bezocht Fallières België en in juli van dat jaar bezocht hij Nederland.
Deze twee staatsbezoeken vonden plaats tijdens de Tanger Crisis, toen Franse troepen begonnen aan de bezetting van Marokko. Duitsland dat verbolgen was over deze bezetting, daar het Marokko als binnen zijn invloedssfeer beschouwde, dreigde Marokko binnen te vallen. Oorlog hing in de lucht, maar tijdens onderhandelingen juni-november 1911 is de crisis bezworen.
10. Raymond Poincaré
(1860-1934)
Ambtstermijn: 18 februari 1913 tot 18 februari 1920
Partij: PRD
Poincaré was de president van Frankrijk ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Als premier gaf Poincaré in 1923 opdracht aan het leger om het Ruhrgebied te bezetten, toen de Duitse kanselier Gustav Stresemann had aangekondigd dat zijn regering de herstelbetalingen niet meer kon voldoen.
De Franse bezetting werd in 1925 opgeheven door Poincaré’s opvolger en politieke tegenvoeter Aristide Briand. Maar ook in zijn volgende termijn van 1926 tot 1929 bleef Poincaré zich onverzoenlijk opstellen tegenover de Duitsers. Volgens zijn critici heeft hij zodoende bijgedragen aan de ondergang van de Republiek van Weimar.
11. Paul Deschanel
(1855-1922)
Ambtstermijn: 18 februari 1920 tot 21 september 1920
Partij: Droite
Paul Deschanel zag als zoon van ballingen het levenslicht in België. Hij is daarmee het eerste – en met Valéry Giscard d’Estaing het enige – Franse staatshoofd in meer dan duizend jaar dat niet in Frankrijk geboren is.
Voor de verkiezingen van 1920 was premier Clemenceau (toen zeer populair als held van de Eerste Wereldoorlog) de uitgesproken favoriet. Maar zijn tegenstanders intrigeerden tegen hem en schoven zijn oude vijand Deschanel naar voren, die zich nu uitdrukkelijk kandidaat stelde.
‘Een vreemde vogel’
Deschanel had altijd de stelling verdedigd dat de president van de Republiek zijn grondwettelijke bevoegdheden ten volle moest uitoefenen en zich niet moest beperken tot een ceremoniële rol, zoals al lang de gewoonte was. Meteen na zijn verkiezing probeerde hij dan ook echt te regeren, maar hij merkte snel dat dit niet lukte. Door zijn gebrek aan ministeriële ervaring had hij weinig gezag over de ministers.
Bovendien was Alexandre Millerand, die Clemenceau als premier was opgevolgd, niet van plan om naar hem te luisteren. Deschanel was het vooral in de buitenlandse politiek oneens met Millerand. Hij vond dat de premier zich te toegeeflijk opstelde tegenover Duitsland. Die machteloosheid irriteerde hem behoorlijk en maakte hem depressief.
Intimi wisten al eerder dat Deschanel zeer nerveus en emotioneel kon zijn. In de eerste maanden van zijn presidentschap gedroeg hij zich af en toe vreemd.
Zo liep hij een paar keer voortijdig weg van een banket te zijner ere. Na een toespraak in Nice kreeg hij zo’n applaus dat hij een deel van die rede als “bisnummer” herhaalde. Toen hij kort daarop bij een ontvangst in Menton bloemen naar hem werden gegooid, raapte hij de bloemen op en gooide ze een voor een terug.
Tegen de wil van zijn entourage in trad Deschanel uiteindelijk toch af nadat hij slaapdonken uit een trein was gevallen. Hij trad af, zo verklaarde hij, omdat zijn gezondheidstoestand het niet meer toeliet om zijn ambt uit te oefenen. Deschanel is amper zeven maanden president geweest, de kortste ambtstermijn na die van Jean Casimir-Périer.
12. Alexandre Millerand
(1859-1943)
Ambtstermijn: 23 september 1920 tot 11 juni 1924
Partij: Droite
Millerand is gekozen als president als compromisfiguur tussen het Bloc National en het Bloc des Gauches. Als premier koos Millerand Georges Leygues, een politicus met een lange carrière. Diens benoeming is verhinderd door de Franse Senaat en de Kamer van afgevaardigden. Millerand moest een sterkere figuur benoemen, genaamd Aristide Briand.
Zowel links als rechts konden zich vinden in deze benoeming, hoewel de socialisten er aanmerkingen op hadden. Slechts een jaar later is Briand echter de laan uitgestuurd en vervangen door de conservatief Raymond Poincaré.
Op 14 juli 1922 ontsnapte Millerand aan een aanslag door de Franse anarchist Gustave Bouvet. Twee jaar daarna trad Millerand af omdat de kloof tussen de president en de verkozenen groeide en het Cartel des Gauches een verkiezingsoverwinning behaalde.
Zie hier de Top 10 belangrijkste revoluties uit de geschiedenis.
13. Gaston Doumergue
(1863-1937)
Ambtstermijn: 13 juni 1924 tot 13 juni 1931
Partij: Radical
Doumergue is de eerste protestantse president van de Franse republiek. Tijdens zijn ambtstermijn werd Frankrijk getroffen door de wereldwijde economische crisis (1929).
In februari 1934 lekte het zogenaamde ‘Stavisky-schandaal’ uit. Frankrijk balanceerde op de rand van een burgeroorlog tussen links en rechts. Tijdens de economische crisis van de jaren dertig slaagde de oplichter Stavisky erin om miljoenen achterover te drukken. In zijn val sleurde hij zelfs een kabinet mee.
Het leek dat hij beschermd was door invloedrijke personen en door corruptie van politie, rechters en politici.
President Albert Lebrun benoemde Doumergue tot premier. De rust keerde weer enigszins terug in Frankrijk. Doumergues plannen om een Union Nationale (Nationale Unie) te vormen waarin alle politieke partijen vertegenwoordigd zouden zijn, liepen op niets uit. Op 8 november 1934 trad hij af.
14. Paul Doumer
(1857-1932)
Ambtstermijn: 13 juni 1931 tot 7 mei 1932
Partij: Radical
Bij de presidentsverkiezingen in 1906 was hij nog door Armand Fallières verslagen, maar op latere leeftijd won hij alsnog de verkiezingen van 13 mei 1931. Hij versloeg toen Aristide Briand, en werd de opvolger van Gaston Doumergue.
Op 6 mei 1932 is hij in Parijs tijdens de officiële opening van een boekenbeurs door een verwarde Russische emigrant, Paul Gorguloff, neergeschoten. Paul Doumer stierf een dag later aan zijn verwondingen.
15. Albert Lebrun
(1871-1950)
Ambtstermijn: 10 mei 1932 tot 11 juli 1940
Partij: AD (Alliance Démocratique AD, was een centrum-rechtse partij)
Net als zijn voorgangers in de Derde Republiek had Lebrun weinig macht. Onder zijn presidentschap was de politieke toestand in Frankrijk verstoord door het Stavisky-schandaal (1934), waarop zware rellen met extreem-rechtse groeperingen volgden. Lebrun benoemde toen zijn voorganger Gaston Doumergue tot hoofd van een noodregering.
In 1936 zag hij zich verplicht de linkse Volksfront-regering van Léon Blum aan te stellen. Zeer tegen zijn zin ondertekende hij toen de vooruitstrevende sociale wetten die de regering liet aannemen.
In april 1939 werd hij als president herkozen. Het was nog maar de tweede keer dat een Frans president een tweede ambtstermijn kreeg. Enkele maanden later brak de Tweede Wereldoorlog uit.
Nadat de Duitsers in mei 1940 Frankrijk waren binnengevallen weken de president en de regering uit naar Bordeaux. Net als premier Paul Reynaud was Lebrun er toen voorstander van om vanuit Algerije de strijd voort te zetten. Reynaud nam echter ontslag en de president benoemde meteen daarop maarschalk Philippe Pétain tot zijn opvolger. Lebrun zou later zeggen dat hij die beslissing betreurde.
Lebrun onthield zich vanaf toen van politieke activiteiten. Hij ging wonen bij zijn dochter en schoonzoon in Vizille nabij Grenoble, in het onbezette deel van Frankrijk. Het verzet bood hem toen aan om naar Algerije te ontsnappen, maar dat deed hij niet.
Vierde Republiek (1947-1959) – Alle presidenten van Frankrijk sinds 1848
16. Vincent Auriol
(1884–1966)
Ambtstermijn: 16 januari 1947 tot 16 januari 1954
Partij: SFIO – De Section française de l’Internationale ouvrière (Franse Sectie van de Arbeiders Internationale), was een Franse socialistische partij.
Auriol is de eerste socialistische president van Frankrijk. Kort nadat hij president was geworden nam de politieke instabiliteit in Frankrijk toe toen de communisten in mei 1947 de regering verlieten. Er braken als gevolg daarvan stakingen uit die gesteund werden door de door communisten. Onder zijn zevenjarig ambtstermijn fungeerden liefst 17 regeringen, waarvan elf het geen half jaar uithingen.
Ariol was voorstander van de NAVO, maar was tegen de oprichting van de Europese Defensiegemeenschap en tegen de herbewapening van Duitsland.
Tijdens Auriols presidentschap begon de Indochina-oorlog (1946) en braken er opstanden uit elders in het Franse koloniale rijk: Madagaskar (1947); Marokko (1953); Tunesië (1952).
17. René Coty
(1882–1962)
Ambtstermijn: 16 januari 1954 tot 8 januari 1959
Partij: CNIP – Het Centre national des indépendants et paysans (Nationaal Centrum van Onafhankelijken en Boeren) was een centrum-rechtse, conservatief-liberale partij.
De Vierde Republiek bezweek na verschillende koloniale conflicten. Zo was er ten eerste de verloren oorlog in Frans Indochina in 1955. Op de tweede plaats was het verlies van Tunesië en ten slotte de steeds problematischer wordende situatie in Algerije. Daar waren conservatieve Gaullisten aan de macht.
Nadat in mei 1958 het Frans-Algerijnse leger Marseille bedreigde, riep president Coty de noodtoestand uit en benoemde Charles de Gaulle tot minister-president met bijzondere volmachten.
Vijfde Republiek (1959-heden) – Alle presidenten van Frankrijk sinds 1848
18. Charles de Gaulle
(1890–1970)
Ambtstermijn: 8 januari 1959 tot 28 april 1969
Partijen: UNR (1959–67) en UDR (1967–69)
De Gaulle was een Frans militair en politicus. Hij vocht tijdens de Eerste Wereldoorlog als officier in de Slag bij Verdun, was de leider van een Franse regering in ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog en werd de eerste president van de door hem ontworpen Vijfde Republiek (1959-1969).
In 1958 verkeert Frankrijk in crisis na een militaire opstand in Algerije. Volgens veel Fransen is Charles de Gaulle de enige persoon die een einde kan maken aan de crisis. Er komt een einde aan de Vierde Republiek van Frankrijk en De Gaulle vormt een nieuwe regering.
Hijzelf wordt de eerste president van de Vijfde Republiek en stelt een grondwet op waarin de macht van de president wordt vergroot. Hoewel veel Fransen hadden verwacht dat De Gaulle de vrijheidsstrijd van de Algerijnen de kop in zou drukken, zette de nieuwe president een proces in gang dat moest leiden tot zelfbeschikking voor Algerije.
In 1962 wordt Algerije, tijdens de akkoorden van Evian, uiteindelijk onafhankelijk.
Door zijn persoonlijke politiek bracht hij onrust teweeg in internationale organen als de NAVO en de EEG. Charles de Gaulle droomde van een machtig Frankrijk in het centrum van de Europese macht en kwam regelmatig in conflict met de Verenigde Staten, Duitsland en Engeland.
19. Georges Pompidou
(1911–1974)
Ambtstermijn: 20 juni 1969 tot 2 april 1974
Partij: UDR
Pompidou zette in grote lijnen het conservatieve anti-Amerikaanse beleid van de Gaulle voort. Wel liet hij het Franse “non” tegen een Brits lidmaatschap van de Europese Economische Gemeenschap vallen toen hij in 1971 met premier Edward Heath tot overeenstemming kwam.
Zie hier e Amerikaanse presidenten en buitenechtelijke affaires, acht met hier en daar beeld….
20. Valéry Giscard d’Estaing
(1926–2020)
Ambtstermijn: 27 mei 1974 tot 21 mei 1981
Partijen: RI (1974–77) , PR (1977–78) en UDF (1978–81)
De eerste oliecrisis sloeg, waardoor de werkloosheid sterk toenam. Er kwam daarmee een eind aan les Trente Glorieuses een periode van naoorlogse economische groei in Frankrijk, hetgeen zijn populariteit niet ten goede kwam.
Giscard d’Estaing legde de nadruk op modernisering van de economie, onder andere door het opwekken van elektriciteit door kernenergie sterk uit te breiden en het TGV-spoorwegnet aan te leggen. Hij stimuleerde en innoveerde ook de compleet verouderde Franse overheidsdienst PTT door in 1977 de Minitel te introduceren, een interactief informatie- en communicatienetwerk dat als voorloper van het internet wordt beschouwd.
In de periode dat hij president was, werd echtscheiding met wederzijdse instemming toegestaan. Abortus provocatus werd door zijn minister voor Volksgezondheid Simone Veil gelegaliseerd. De grens dat iemand meerderjarig wordt, werd van 21 tot 18 jaar verlaagd. De laatste executie van een doodvonnis vond in 1977 plaats. Definitieve afschaffing van de doodstraf zou echter moeten wachten tot na het aantreden van zijn opvolger Mitterrand in 1981.
21. François Mitterrand
(1916–1996)
Ambtstermijn: 21 mei 1981 tot 17 mei 1995
Partij: PS
Een ambitieus programma werd begonnen onder zijn bewid waarin de sociale zekerheid werd uitgebreid en de doodstraf is afgeschaft. Het cultureel klimaat werd ook veel vrijer. Zo werd het toegestaan om commerciele tv-stations op te richten. Verslechterende economische omstandigheden dwongen Mitterrand echter al in 1984 tot een grootscheeps bezuinigingsprogramma.
Succesvol is Mitterrand in het buitenlandbeleid met het engagement van de Franse strijdkrachten in de Perzische Golfoorlog en de ondertekening van het Verdrag van Maastricht. Dit verdrag is in 1992 door de Fransen bij referendum goedgekeurd.
Tijdens zijn presidentschap start Mitterrand een groot investeringsprogramma op, officieel de Grandes opérations d’architecture et d’urbanisme genoemd. Veelal aangeduid als de Grands travaux investeert de Franse staat 15,7 miljard Franse frank in de bouw van verschillende moderne monumenten en sites
Denk onder ander aan het Musée d’Orsay, Les Deux Plateaux, het Parc de la Villette, met de Cité de la Musique, de Grande Arche, de uitbreiding met onder meer de piramide van het Louvre, het Institut du monde arabe en de Opéra Bastille.
Mitterrand was ook de president die opdracht gaf tot de aanslag op de Rainbow Warrior van Greenpeace op 10 juli 1985, waarbij de Nederlandse fotograaf Fernando Pereira om het leven kwam.
22. Jacques Chirac
(1932–2019)
Ambtstermijn: 17 mei 1995 tot 16 mei 2007
Partijen: RPR (1995–02) en UMP (2002–07)
In 1996 kreeg Chirac veel lof door de Franse rol in de Holocaust te erkennen. Als eerste president onderkende hij dat het Franse Vichy-regime medeverantwoordelijk was voor de deportatie van Franse Joden. In 2000 verkortte Chirac via een referendum de presidentiële termijn vervolgens van zeven tot vijf jaar.
Bij de verkiezingen van 2002 was er commotie vanwege een corruptieschandaal waarin Chirac was verwikkeld. In de jaren van zijn burgemeesterschap bleek op grote schaal gefraudeerd te zijn met bouwopdrachten. Als president genoot Chirac tot aan het einde van zijn presidentschap immuniteit.
Op 14 juli 2002, bij de viering van de Franse nationale feestdag quatorze juillet, overleefde hij een moordaanslag. Een jonge neonazi vuurde nabij de Arc de Triomphe een kogel af op de president terwijl deze in een open jeep deelnam aan een militaire parade.
In 2003 kreeg Chirac internationaal veel aanzien vanwege zijn harde opstelling jegens de Irakoorlog, waartoe de Amerikaanse president George W. Bush en de Britse premier Tony Blair hadden besloten. Chirac is zelfs genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede van 2003.
Op 29 mei 2005 werd er in Frankrijk een referendum gehouden over de Europese Grondwet. 55% van de Fransen stemden tegen deze grondwet. Dit werd beschouwd als een enorme klap voor Chirac en de UMP, de president had zelf namelijk campagne gevoerd vóór de grondwet.
Zie hier de psychologie van complottheoretici: meer dan alleen paranoia.
23. Nicolas Sarközy
(1955)
Ambtstermijn: 16 mei 2007 tot 15 mei 2012
Partij: UMP
Sarkozy nam als president afstand van een radicaler laïcisme, als eerste president sinds het aftreden van Charles de Gaulle. In die hoedanigheid viel hij ook op door zijn kritiek op het verlichtingsfundamentalisme. Hij pleitte voor een open en verdraagzame houding jegens godsdienst in het openbaar leven.
Frankrijk was in 1966 onder president De Gaulle uit de NAVO getreden. Het bleef daarna, zelfs nog toen Jacques Chirac president was, sceptisch tegenover de NAVO. Sarkozy besloot ondanks verzet van alle kanten om Frankrijk toch weer volledig lid van de NAVO te maken.
Hij moest in het najaar van 2010 het hoofd bieden aan acties die in Frankrijk werden gevoerd tegen zijn plannen om de pensioengerechtigde leeftijd van 60 naar 62 jaar te verhogen.
24. François Hollande
(1954)
Ambtstermijn: 15 mei 2012 tot 14 mei 2017
Partij: PS
Het homohuwelijk is in 2013 onder Hollande in Frankrijk gelegaliseerd. Hij speelde in juli 2015 op een Europese top ook een cruciale rol, waardoor Griekenland in de eurozone kon blijven.
De aanslagen in Parijs in november 2015 en de aanslag in Nice op 14 juli 2016 deden Hollande zijn populariteit ook geen goed, maar na de aanslag op Charlie Hebdo op 7 januari 2015 steeg zijn populariteit. Dit kwam omdat Hollande volgens velen kalm, menselijk en beheerst op de aanslag reageerde.
Hij kondigde in december 2016 aan dat hij zich niet herkiesbaar stelde voor een tweede termijn, mede door zijn impopulariteit. Hij had in november 2016 nog maar steun van 4% van de Fransen.
25. Emmanuel Macron
(1977)
Ambtstermijn: 14 mei 2017 tot nu
Partij: LREM
Op 7 mei 2017 won hij de Franse presidentsverkiezingen, tegen Marine Le Pen van het Front National, met een score van 66,1% van de stemmen. Bij zijn aantreden was hij 39 jaar oud en daarmee de jongste Franse president ooit.
Op 6 april 2016 richtte Macron de politieke beweging En Marche op, die volgens hem boven de partijen zou staan en de tegenstelling links-rechts zou overbruggen. Hij kreeg de steun van markante figuren als Jacques Attali, Alain Minc, Bernard Kouchner, Daniel Cohn-Bendit, Bertrand Delanoë, Alain Delon, Corinne Erhel, Pierre Bergé, Erik Orsenna, Henry Hermand en vanuit de Verenigde Staten Michael Bloomberg.
Velen beschouwden hem als diegene die gematigde kiezers kon verenigen tegen de extreemrechtse kandidate Marine Le Pen.
Macrons opvattingen worden vaak “sociaal-liberaal” genoemd. Hij noemt zichzelf een liberaal, zowel op politiek als economisch vlak, maar neemt afstand van het “ultraliberalisme” en is voor een vrijemarkteconomie, maar met behoud van de sociale solidariteit. Hij wil het overheidstekort fors terugdringen, onder meer door het aantal ambtenaren geleidelijk te verminderen.
Macron ondervond massale demonstraties, met name de protesten van de ‘gele hesjes’, vanwege zijn beleid en bestuursstijl.
Macron is uitgesproken pro-EU, meer dan de meeste Franse presidentskandidaten van 2017, maar heeft voorstellen voor hervorming van de Unie.
Alle presidenten van Frankrijk sinds 1848
- Louis-Napoléon Bonaparte – 20 december 1848 tot 2 december 1852
- Adolphe Thiers – 31 augustus 1871 tot 24 mei 1873
- Patrice de Mac-Mahon – 24 mei 1873 tot 30 januari 1879
- Jules Grévy – 30 januari 1879 tot 2 december 1887
- Sadi Carnot – 3 december 1887 tot 25 juni 1894
- Jean Casimir-Perier – 27 juni 1894 tot 16 januari 1895
- Félix Faure – 17 januari 1895 tot 16 februari 1899
- Émile Loubet – 18 februari 1899 tot 18 februari 1906
- Armand Fallières – 18 februari 1906 tot 18 februari 1913
- Raymond Poincaré – 18 februari 1913 tot 18 februari 1920
- Paul Deschanel – 18 februari 1920 tot 21 september 1920
- Alexandre Millerand – 23 september 1920 tot 11 juni 1924
- Gaston Doumergue – 13 juni 1924 tot 13 juni 1931
- Paul Doumer – 13 juni 1931 tot 7 mei 1932
- Albert Lebrun – 10 mei 1932 tot 11 juli 1940
- Vincent Auriol – 16 januari 1947 tot 16 januari 1954
- René Coty – 16 januari 1954 tot 8 januari 1959
- Charles de Gaulle – 8 januari 1959 tot 28 april 1969
- Georges Pompidou – 20 juni 1969 tot 2 april 1974
- Valéry Giscard d’Estaing – 27 mei 1974 tot 21 mei 1981
- François Mitterrand – 21 mei 1981 tot 17 mei 1995
- Jacques Chirac – 17 mei 1995 tot 16 mei 2007
- Nicolas Sarközy – 16 mei 2007 tot 15 mei 2012
- François Hollande – 15 mei 2012 tot 14 mei 2017
- Emmanuel Macron – 14 mei 2017 tot heden