Dries Riphagen
Bernardus Andreas Riphagen
(Amsterdam, 7 september 1909 – Glion (Zwitserland), 13 mei 1973)
Bijnaam: Al Capone
Dries Riphagen is in de jaren dertig een invloedrijke Amsterdamse crimineel. Tijdens de Tweede Wereldoorlog collaboreert hij met de Duitsers.
100 grootste criminelen van Nederland (inmiddels meer…)
De Nederlands misdaadencyclopedie
Alle Liquidaties in Nederland
Boeken over Nederlandse criminaliteit
Bijnamen van de verschillende criminelen uit binnen- en buitenland.
Zie hier ->>> Meer interessante artikelen over criminaliteit op deze website
Jeugd en criminaliteit
Dries Riphagen wordt als achtste kind geboren in een Amsterdams gezin in de Quellijnstraat in Amsterdam. Zijn vader Evert werkt voor de marine. Zijn moeder overlijdt als hij zes jaar oud is en zijn vader hertrouwt. Hij is alcoholist en Dries krijgt het zwaar te verduren tijdens zijn jeugd.
Op de leeftijd van 14 jaar wordt hij naar de beruchte Lagere Zeevaartschool Pollux gestuurd, waar hij van 1923 tot 1924 op zee vaart als gewone matroos. Vervolgens blijft hij in de Verenigde Staten voor twee jaar en werkt voor Standard Oil. In deze periode komt hij in contact met de lokale criminele circuits en doet hier ervaring op. Zijn bijnaam ‘Al Capone’ is afkomstig van zijn tijd in de VS.
Na zijn terugkeer in Nederland sluit Riphagen zich aan bij de Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiderspartij, een extreem anti-semitische minderheidspartij die als doel heeft Nederland als provincie bij het Duitse rijk te laten horen.
Riphagen wordt een vooraanstaand figuur in de Amsterdamse onderwereld, een bekende souteneur van het Rembrandtplein. Hij laat verschillende vrouwen als prostituee voor zich werken, waaronder zijn eigen vriendin. Riphagen ontwikkelt een smaak voor juwelen, dure stenen en gokken, terwijl hij handelt in – soms gestolen – auto’s.
Riphagen gaat ook een steeds grotere rol spelen in gok-scene van Amsterdam. Vanwege bovenstaande komt hij bekend te staan als de ‘ongekroonde koning van de Amsterdamse onderwereld’.
Duitse bezetting
Als de oorlog uitbreekt is Riphagen 30 jaar. Tijdens de bezetting werkt hij lucratief samen met verschillende Duitse instanties. In eerste instantie als lid van Colonne Henneicke voor de Sicherheitsdienst (SD) en later als een lid van Bureau Joodse Zaken. Hij wordt een een belangrijke zgn. Vertrauensmann van de nazi’s.
Het is zijn taak, samen met zijn ‘collega’s’ uit de Amsterdamse onderwereld, om de zwarte markt te ontmantelen en om Joods bezit op te sporen. Als een bonus ontvangen de mannen vijf tot tien procent van de geconfisqueerde goederen, maar ze onttrekken ook veel waardevolle zaken aan het oog van de bezetter.
Riphagen weet ook veel geld af te troggelen van zijn Joodse landgenoten. Dit door hen wijs te maken dat hij hen zal beschermen als ze hem genoeg geld, juwelen of kunst geven. Zodra hij deze Joodse eigendommen eenmaal in bezit heeft, verraadt hij hen alsnog. Naar schatting is Riphagen persoonlijk verantwoordelijk voor de deportatie van meer dan tweehonderd Joden.
De Duitse bezetters laten Riphagen zijn gang gaan met zijn zwarte handel, want diezelfde Duitsers profiteren mee. Ze promoveren Dries tot werknemer van de SD waardoor hij nog meer vrij spel krijgt voor zijn illegale handel en wandel, waaronder gokhuizen in de hoofdstad. Ook hoge SS-officieren laten zich graag in zijn gokhuizen zien.
Riphagen speelt een belangrijke rol bij het in 1944 deels oprollen van de Persoonsbewijzencentrale waarbij de Duits-Joodse verzetsstrijder Gerhard Badrian wordt doodgeschoten.
Na de oorlog
In mei 1945 meldt Riphagen zich bij de autoriteiten en krijgt hij huisarrest. Hij sluit zich aan bij een groep in het oosten van het land die collaborateurs opspoort. Riphagen heeft veel waardevolle informatie over Jodenjagers en daarom laat men hem met rust.
Riphagen wordt onder huisarrest geplaatst door de groep van Wim Sanders, oud politiechef van Enschede. Het Bureau Nationale Veiligheid (BNV, het huidige AIVD) wil Riphagen verhoren. Hij wordt onder verzekerde bewaring gesteld in het huis van Frits Kerkhoven in Amsterdam, een politieman die bij het verzet betrokken is geweest.
Riphagen moet Kerkhoven helpen bij het in kaart brengen van de organisatie van de SD. Omdat zijn informatie waardevol is bij de opsporing van collaborateurs, blijft Riphagen lang uit beeld van de BNV.
De ‘womanizer’ Riphagen weet een affaire te beginnen met mevrouw Kerkhoven. Frits Kerkhoven ontdekt dat zijn vrouw overspel pleegt met Riphagen, maar kan hem niet zomaar uit huis zetten. Riphagen wordt opgepakt en Kerkhoven weet hem vrij te krijgen.
Kerkhoven smokkelt met zijn broer Piet Kerkhoven Riphagen in een lijkkist naar België. Kerkhoven verhuurt in het dagelijks leven rouwwagens.
Bij controle onderweg zou dat geen argwaan wekken, want dan konden ze zeggen: we vervoeren een dooie.
Rob Riphagen, zoon van Dries in Het Parool, 17 april 2010
In de lijkwagen wordt een gedemonteerde sportfiets meegesmokkeld. In drie maanden weet Riphagen naar Spanje te fietsen waar hij wordt opgepakt omdat hij niet in het bezit van de juiste papieren is. Hij roept wederom de hulp van Kerkhoven. Deze brengt hem kleding en schoenen. ‘In de hakken van die schoenen had Kerkhoven diamantjes verstopt die mijn vader bij hem had achtergelaten. Met die diamantjes heeft mijn vader zich op de een of andere manier vrijgekocht.’ aldus Rob Riphagen. (Bron: Het Parool, 17 april 2010)
De Nederlandse regering weet dat Riphagen in Spanje is. Zij doen daarom ook een uitleveringsverzoek aan Spanje. Helaas, de Spanjaarden hebben op 21 maart 1948 Riphagen per vliegtuig van Spanje naar Argentinië laten vertrekken.
In Argentinië
Hierna belandt Riphagen in Argentinië. In Buenos Aires begint hij een fotopersbureau. Hier komt Dries de eveneens gevluchte Jan en Kees Olij tegen. De vader en de broers Olij zijn bekende boksers, vader Sam doet mee aan de olympische Spelen in 1928. Zoon Jan wordt in 1940 Nederlands zwaargewicht boksen, vandaar zijn bijnaam: ‘De reus van Lansdsmeer’. De Olij’s zijn fanatieke nazi’s en tijdens de oorlog werken ze samen met Riphagen om onderduikers en Joden op te sporen.
In Argentinië organiseren Riphagen en de Olij’s bokswedstrijden. Dit valt op en Riphagen stelt zijn diensten ter beschikking aan de Argentijnse geheime dienst. Hij weet ook een vriendschap op te bouwen met president Juan Perón en zijn vrouw Eva.
Na de Revolución Libertadora, waar Perón wordt afgezet, eind jaren vijftig, volgt Riphagen hem naar Europa. Hier reist hij veel, voornamelijk in Spanje, Duitsland en Zwitserland. Hij heeft de voorkeur zich te omringen met vermogende vrouwen, die hem onderhouden. Zijn laatste bekende adres is in Madrid. In 1973 overlijdt hij op 63-jarige leeftijd aan kanker in een Zwitserse kliniek in Montreux.
Riphagen heeft nooit terechtgestaan en is daarom ook nooit veroordeeld voor zijn misdaden. In 1997 onthullen journalisten Bart Middelburg en René ter Steege dat Riphagen uit Nederland wist te ontsnappen door de hulp van het Bureau Nationale Veiligheid, de voorloper van de BVD.
Overige bronnen:
Boek:
Bart Middelburg René ter Steege: Riphagen – De Amsterdamse onderwereld 1940-1945, 1e druk april 2010 , ISBN: 9789046807354
Film:
Pieter Kuijpers: Riphagen, 2016