Top 10 – Gemeenste en boosaardigste vrouwen ter wereld
Ja, niet alle vrouwen in de geschiedenis waren niet altijd even aardig. Hier hebben we een tiental vrouwen die we zelfs boosaardig en gemeen kunnen noemen. Lees meer…
Lees hier ->>> meer over criminaliteit op deze website…
Top 10 – Gemeenste en boosaardigste vrouwen ter wereld
10. Maria I van Engeland
(Greenwich, 18 februari 1516 – Londen, 17 november 1558)
Maria Tudor was koningin van Engeland van 1553 tot 1558 en afkomstig uit het Huis Tudor. Zij was een dochter van Hendrik VIII en zijn eerste echtgenote Catharina van Aragon. Zij verwierf de bijnamen ‘de Katholieke’ en ‘de Bloedige’ (Bloody Mary).
Bekend was dat Maria geen groot politica was; zij wilde Filips huwen om steun te vinden bij haar streven het rooms-katholieke geloof in Engeland weer de overhand te geven. Het huwelijk stuitte dan ook op verzet. Onder leiding van Thomas Wyatt en de vader van Jane Grey, Henry Grey, brak een opstand uit.
Na de onderdrukking daarvan huwde Maria met Filips op 25 juli 1554. Filips bleef achttien maanden in Engeland. Ondertussen begon de hevige vervolging van de protestanten waaraan zij haar bijnaam “Bloody Mary” te wijten heeft en waarvan de grondlegger van de Anglicaanse Kerk, Thomas Cranmer, de prominentste van de vele slachtoffers werd.
9. Myra Hindley
(23 juli 1942 – 15 november 2002)
Hindley was een Brits crimineel en één van de Moors murderers (Heidemoordenaars). Ze zat van 1966 tot aan haar dood in de gevangenis.
Samen met haar vriend, Ian Brady,(1938-2017) maakte zij zich schuldig aan het kidnappen, seksueel misbruiken, martelen en vermoorden van een aantal kinderen. De slachtoffers waren Pauline Read, John Kilbride, Keith Bennett, Lesley Ann Downey en Edward Evans. Zij werden vermoord en begraven op de heide van Saddleworth, bij Manchester, vandaar dat de zaak bekendstaat als de Moors murders (Heidemoorden). De omvang van de zaak werd pas duidelijk nadat een verdere bekentenis in 1987 leidde tot een groei van het aantal slachtoffers. Keiths lichaam is nooit teruggevonden.
De moorden hebben veel stof doen opwaaien in het Verenigd Koninkrijk en toen Myra Hindley overleed waarschuwde de politie het algemene publiek weg te blijven bij de begrafenis, hetgeen erop wijst dat de zaak nog steeds speelt onder de Britten.
8. Isabella I van Castilië
(Madrigal de las Altas Torres, 22 april 1451 – Medina del Campo, 26 november 1504)
Isabella I, bijgenaamd de Katholieke, was koningin van Castilië van 1474 tot aan haar dood. Kort na de herovering van Granada breken Ferdinand en Isabella de belofte van het Verdrag van Granada (1491) om de joden en moslims van die stad met rust te laten.
Op 31 maart 1492 tekenden Ferdinand en Isabella het zogenaamde Edict van Granada. De joden werden op straffe van de dood gedwongen zich te laten dopen. Veel joden bekeerden zich onder deze druk tot het christendom. Sommigen van hen bleven in het geheim hun joodse geloof voortzetten. Over het aantal joden dat emigratie verkoos verschillen de meningen, maar men neemt aan dat tussen de 160.000 en de 400.000 personen Spanje verlieten.
Enkelen vestigden zich in Portugal en Italië en sommigen weken uit naar Nederland. Het grootste deel ging echter naar Noord-Afrika en het Ottomaanse Rijk. De verspreiding van de Sefardische Joden over heel Europa is tot op de dag van vandaag te zien en ze vormden vaak hun eigen gemeenschappen.
7. Beverly Allitt
(Grantham, 4 oktober 1968, Verenigd Koninkrijk)
Beverly Allitt was werkte als verpleegkundige op de kinderafdeling van een ziekenhuis. Beverly was verantwoordelijk voor de zorg van kinderen en vermoorde er vier. Vijf andere kinderen raakten ernstig gewond.
Ander kinderen hielden kleinere verwondingen overaan hun verblijf in het ziekenhuis. Dit alles lukte haar in ongeveer twee maanden.
6. Belle Gunness
(Selbu (Noorwegen), 11 november 1859 – vermist sinds 1908)
Belle Gunness, geboren als Brynhild Poulsdatter Størset was een Amerikaanse vrouw van Noorse afkomst die door sommigen verdacht wordt van de moord op veertien mannen en één vrouw. In 1886 emigreerde ze naar Amerika en ze trouwde in 1893 met de Noor Mad Sorenson. Ze leefde in LaPorte, in de staat Indiana.
In 1900 overleed Belles echtgenoot, waarna ze $ 8.000 van zijn levensverzekering inde. In 1902 trouwde ze opnieuw, met Peter Gunness. Hij stierf in 1905. Vervolgens huurde ze Ray Lamphere in als knecht. Ze kregen een affaire, maar desondanks zette Belle in diverse Noorse kranten in Chicago, Illinois een advertentie waarin stond dat ze op zoek was naar een huwelijkskandidaat met voldoende geld om haar hypotheek af te lossen.
Verschillende mannen reageerden op de advertentie en vertrokken naar LaPorte. Op 28 april 1908 brandde Belles boerderij tot de grond toe af. Ray Lamphere overleefde de brand, maar de politie vond tussen de resten van het huis vijftien lichamen, waaronder het onthoofde lichaam van een vrouw en de in stukken gehakte lichamen van veertien mannen en het lijk van Jenny Olson, Belles nichtje. Lamphere werd aangeklaagd voor moord en brandstichting, maar uiteindelijk alleen veroordeeld voor het stichten van de brand.
Hij stierf in de gevangenis, maar vertelde een celgenoot dat het vrouwenlichaam niet Belle was, maar een vrouw die ze speciaal naar de boerderij had gelokt en vervolgens vermoord. Belle Gunness werd echter nooit meer gezien.
Zie hier wat iemand een eikel maakt.
5. Mary Ann Cotton
(oktober 1832 – 24 maart 1873)
Cotton is een van de bekendste seriemoordenaressen van het Verenigd Koninkrijk. Ze werd veroordeeld voor één moord, maar werd verdacht van het doden van zo’n twintig personen door vergiftiging.
Ze werd geboren in Tyne and Wear, in Noord-Engeland. Mary en haar broer werden opgevoed door haar moeder nadat haar vader overleed in 1840. Mary’s moeder hertrouwde, maar er wordt gezegd dat Mary een hekel had aan haar stiefvader. Door dit conflict vluchtte ze uit huis toen ze 16 was.
Ze trouwde voor de eerste keer in 1852 en kreeg vijf kinderen, van wie er vier jong stierven, een hoog percentage, zelfs in de victoriaanse tijd. Mary vocht regelmatig met haar man, die in januari 1865 plotseling overleed.
Ze kwam hierna weer terug naar de regio waar ze geboren was, en een paar maanden na de dood van haar man trouwde ze opnieuw. Haar nieuwe echtgenoot overleed in oktober datzelfde jaar aan een “onbekende ziekte”.
In 1866 overleed Mary’s moeder na een korte ziekte. In die tijd had Mary een relatie met de weduwnaar James Robinson, met wie ze snel trouwde. Robinson had vier kinderen, alhoewel er twee overleden kort nadat hij Mary leerde kennen. Hij werd achterdochtig, voornamelijk omdat Mary er bij hem op bleef aandringen een levensverzekering te nemen. Na de geboorte van een dochter verliet Mary hem in 1869 – hij is de enige man die een huwelijk met haar overleefde.
In 1870 trouwde Mary opnieuw met een weduwnaar, Frederick Cotton, wiens achternaam ze aannam. Dit huwelijk was eigenlijk niet geldig, want ze was nooit officieel van haar vorige man gescheiden. Ze kregen een zoon.
Kort daarna overleden Fredericks zuster en een aantal vrienden na plotselinge ziektes. Frederick zelf overleed in 1871 aan “gastrische koorts”. Tussen 10 maart en 1 april 1872 stierven achtereenvolgens ook nog Mary’s minnaar, Joseph Natrass, haar eigen zes maanden oude baby en de oudste van haar twee stiefzoons. Toen de andere stiefzoon, Charles Cotton, op 12 juli het leven liet, gingen de verhalen in de ronde dat toch wel heel veel van Mary’s naasten en familie zo plotseling waren overleden over de afgelopen 20 jaar. Een buurman stapte naar de politie.
De politie liet het lichaam van Charles, de laatste die was overleden, opgraven voor onderzoek, en er werden sporen van arseen gevonden. Mary Cotton werd aangeklaagd voor moord. Volgens de politie was haar motief geweest het verkrijgen van geld uit levensverzekeringen die ze had afgesloten op haar latere slachtoffers. De jury achtte haar schuldig, en op 24 maart 1873 werd ze opgehangen in de gevangenis van Durham.
Ze hield tot het eind vol niet schuldig te zijn, maar haar reputatie als Engelands eerste vrouwelijke seriemoordenaar houdt stand.
4. Ilse Koch
(Dresden, 22 september 1906 – Aichach, 1 september 1967)
Koch was de echtgenote van SS-kolonel Karl Koch, die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan het hoofd stond van concentratiekampen Buchenwald (1937-1941) en Majdanek (1941-1943).
Koch bemoeide zich veelvuldig met het werk van haar man. Op Buchenwald kreeg ze de bijnaam “Die Hexe von Buchenwald” (De heks van Buchenwald) van de gevangenen, vanwege haar sadistische uitspattingen. Vaak reed ze te paard door het kamp om willekeurige gevangenen zweepslagen toe te dienen. Koch was berucht om het verzamelen van stukken huid van vermoorde gevangenen met daarop opvallende tatoeages.
Na de bevrijding vonden de geallieerden ook lampenkappen gemaakt van menselijke huid in haar verzameling snuisterijen evenals twee ‘gekrompen hoofden’, al bleken deze laatste twee later uit een museum afkomstig te zijn. Later is wel ontkend dat de lampen van mensenhuid waren gemaakt, het zou geitenleer zijn.
3. Irma Grese
(Wrechen, 7 oktober 1923 – Hamelen, 13 december 1945)
Irma Grese was een leidinggevende SS-kampbewaakster in de concentratiekampen Ravensbrück, Auschwitz en Bergen-Belsen gedurende de Tweede Wereldoorlog.
Irma Grese was vaak aanwezig bij medische experimenten die de SS-artsen op gevangenen uitvoerden. Er zijn getuigenissen dat ze mannelijke en vrouwelijke gevangenen seksueel misbruikte. Daarnaast ging het gerucht dat ze diverse minnaars had, waaronder de beruchte SS-arts Josef Mengele.
Na de oorlog werd er een specifieke aanklacht tegen Irma Grese ten laste gelegd. Deze luidde als volgt: ‘Nr. 9, Grese, was een aufseherin van verscheidene arbeitskommandos en tijdelijk van het vrouwenkamp. Ze werd als ergste vrouw van het gehele kamp gezien. Er was geen gewelddadig incident in het vrouwenkamp waar zij niet bij betrokken was. Ze maakte regelmatig selecties voor de gaskamers. In Bergen-Belsen zette ze dit gewelddadige werk voort. Haar specialiteit was het loslaten van afgerichte honden op weerloze mensen.’
2. Katherine Knight
(24 oktober 1955)
Katherine Knight is geboren in Australië en is in Australië de eerste vrouw die een levenslange gevangenisstraf kreeg, zonder voorwaardelijke vrijlating. Op haar gevangenispapieren staat Never to be released. De straf was het gevolg van de moord op haar partner John Price. Ze pleegde de moord in februari 2000 en zit tot op heden vast in Silverwater Women’s Correctional Centre. Haar bijnamen zijn Kathy The Cannibal, Australia’s Hanna Lecter en The Speckled Hen.
Na haar het verlaten van school ging Knight bij een slachthuis werken. Het was naar eigen zeggen haar droombaan. Ook haar baas en werkgevers waren erg tevreden. Na een promotie kreeg ze een set slagersmessen cadeau, die ze “voor de zekerheid” boven haar bed hing.
John Price bivakkeerde regelmatig bij de buren. De buren wisten wel dat Knight een agressieve en psychopathische vrouw was. Price durfde Knight niet te verlaten, hij was te bang dat Knight de kinderen wat aan zou doen. Ook de collega’s van Price wisten iets van zijn thuissituatie. Hij vertelde hen regelmatig dat hij dood was als hij niet op het werk verscheen.
De moord op Price vond plaats in februari 2000. De auto van Price stond op de dag van de moord nog voor het huis, iets wat de buren verdacht vonden. Ook zijn collega’s vonden het verdacht en maakten zich zorgen. Bij aankomst bleek hij door Knight vermoord te zijn met 37 messteken. Price was gevlucht, maar verder dan de voordeur kwam hij niet.
Toen hij dood was, werd zijn huid gevild en opgehangen op een haak, om vervolgens opgegeten te worden. Het hoofd van Price is later in een pan op het gasstel gevonden. Knights bedoeling was om Price te ‘voeren’ aan de kinderen. Ze had de tafel namelijk al gedekt. Maar voor die tijd was ze al opgepakt. Volgens de plaatselijke politie bood het plaats delict een gruwelijk aanzicht.
Toen de politie zich in de woning bevond, lag Knight bewusteloos op bed met een doosje tabletten, maar of het een echte zelfmoord poging was, is niet bekend. Uiteindelijk is ze in het ziekenhuis aangehouden en veroordeeld. Zelf blijft Knight ontkennen dat ze de moord heeft gepleegd, zodanig dat ze ook gelooft dat ze het niet heeft gedaan.
Verloop van zitting
Voor de zitting werd de geestelijke gesteldheid van Knight onderzocht, waaruit twee psychiaters concludeerden dat ze leed aan een borderline persoonlijkheidsstoornis. Haar advocaten voegden daaraan toe dat ze de moorden had gepleegd in een vlaag van dissociatie, met als gevolg geheugenverlies. Volgens de behandelend rechter deed dit echter geen afbreuk aan de ernst van de misdrijven en het bijkomende gebrek aan berouw van Knight’s kant. Andere psychiaters oordeelden daarbij dat Knight gezond zou zijn.
1. Elizabeth Bathory
(7 augustus 1560 – 21 augustus 1614)
Elizabeth Bathory was een Hongaarse gravin die in kasteel Csejte bij Trencsén woonde, in het huidige Slowakije. Ze is de bekendste seriemoordenaar in de Slowaakse en Hongaarse geschiedenis en staat in het Guinness Book of Records als moordenares met de meeste doden op haar naam.
Báthory en vier vermeende handlangers werden opgepakt op verdenking van het martelen en vermoorden van 30 tot 40 meisjes en jonge vrouwen, naar aanleiding van verklaringen van dorpsbewoners uit die tijd. Er gaan verhalen dat dit aantal in werkelijkheid honderden tot 2000 jonge vrouwen zou kunnen bedragen. Een kanttekening bij deze cijfers is dat de getuigen baat hadden bij een veroordeling van Báthory. Deze erfden namelijk van haar.