Top 120 meest gebruikte voertuigen in de Tweede Wereldoorlog
Top 120 meest gebruikte voertuigen in de Tweede Wereldoorlog
Deze lijst geeft een overzicht van de 120 meest gebruikte militaire voertuigen tijdens de Tweede Wereldoorlog, gebaseerd op aantallen geproduceerd of ingezet tussen 1939 en 1945. De lijst omvat een breed scala aan typen: van lichte tanks, infanterietanks en tankjagers tot half-tracks, pantserwagens, motorfietsen en zelfrijdende artillerie (SP – self-propelled). Zowel voertuigen uit de geallieerde als de asmogendheden zijn opgenomen.
Het doel van deze lijst is om inzicht te geven in de verscheidenheid en schaal waarop mechanisatie van oorlogsvoering plaatsvond in deze periode. Daarbij is gekeken naar bekende eenheden zoals de T-34, Sherman, Panzer IV en Sd.Kfz.-series, maar ook naar minder bekende of gespecialiseerde voertuigen zoals de Kettenkrad, de Moto Guzzi Trialce en de Royal Enfield “Flying Flea”.
Let op: Hoewel er zorgvuldig is gewerkt aan de samenstelling van deze lijst, is deze nog niet volledig gecontroleerd of historisch compleet. Sommige voertuigtypes kunnen nog onvolledige of geschatte productiecijfers bevatten, en niet alle producenten of subtypes zijn met zekerheid geïdentificeerd. Waar mogelijk is aanvullende informatie zoals functie (bijv. tankjager of verkenningsvoertuig) en specifieke details (zoals “licht” of “medium”) toegevoegd.
Toekomstige updates zullen zich richten op het aanvullen van ontbrekende producenten, productieaantallen, inzetgebieden en technische specificaties. Feedback of aanvullingen zijn welkom om dit overzicht verder te verbeteren en te verfijnen.
Lees hier → meer over oorlog op deze webiste.
Top 120 meest gebruikte voertuigen in de Tweede Wereldoorlog
120. FCM 36 – 100
Tank Licht
Frankrijk
Geproduceerd door: FCM
De FCM 36 was een Franse lichte infanterietank die eind jaren dertig werd ontwikkeld als modern alternatief voor oudere modellen zoals de Renault FT. Hij viel op door zijn volledig gelaste pantser en schuine bepantsering, wat zeldzaam was voor zijn tijd en een betere bescherming bood tegen vijandelijk vuur.
De tank was uitgerust met een 37mm Puteaux SA 18 kanon en een coaxiale Reibel-mitrailleur, maar had een zwakke vuurkracht in vergelijking met Duitse tegenstanders. In totaal werden slechts 100 exemplaren gebouwd tussen 1938 en 1939. De FCM 36 was traag en had beperkte mechanische betrouwbaarheid, wat zijn inzetbaarheid beperkte tijdens de Duitse inval in mei 1940.
Na de Franse nederlaag werden veel voertuigen door de Wehrmacht buitgemaakt en later aangepast tot gemechaniseerde antitankwapens. Ondanks zijn innovatieve bepantsering bleek de FCM 36 te zwaar en te duur voor massaproductie. Het voertuig blijft een interessant voorbeeld van interbellum-experimentatie binnen de Franse tankontwikkeling.
119. French FCM 36 – 100
Tank
Frankrijk
Geproduceerd door: FCM
118. M30 Cargo Carrier – 100
Utility vehicle
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Studebaker
Waar zware houwitsers bulderen aan het front, zijn er ook altijd voertuigen nodig die munitie aanvoeren, bemanningen vervoeren en geschut ondersteunen. In het Amerikaanse leger van de Tweede Wereldoorlog werd voor deze taak de M30 Cargo Carrier ontwikkeld: een open rupsvoertuig dat in vorm en afmetingen lijkt op een M7 Priest, maar zonder kanon.
De M30 werd gebouwd op het zelfde onderstel als de M7, afkomstig van de M3 Lee medium tank. Dit maakte productie en onderhoud eenvoudiger, en zorgde ervoor dat de carrier goed kon meekomen in terrein en snelheid met de artillerie-eenheden die hij ondersteunde. De motor was een Continental R-975 benzinemotor, goed voor een snelheid van ongeveer 40 km/u – voldoende om gelijke tred te houden met infanterie en pantserdivisies.
In plaats van een geschut was de M30 uitgerust met banken, opbergrekken en ruimte voor munitie, troepen of ander materieel. De bemanning van een M7 Priest, vaak bestaande uit zes tot zeven soldaten, reisde meestal mee in de M30. Het voertuig kon ook grote hoeveelheden 105 mm-granaten vervoeren – essentieel voor het hoge vuurritme van de M7.
Hoewel het voertuig niet bewapend of gepantserd was, werd het dankzij zijn rupsbanden en lage zwaartepunt gewaardeerd voor zijn terreinvaardigheid. Hij werd vaak ingezet in gevechtszones net achter het front, in combinatie met M7-batterijen die snel moesten kunnen verplaatsen tijdens de opmars.
117. M12 GMC 155mm – 100
SP-houwitser
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Pressed Steel Car Company
De M12 GMC (Gun Motor Carriage) was een Amerikaanse gemechaniseerde artillerie-voertuig, bewapend met een krachtig 155mm kanon. Ontwikkeld in 1942, werd hij gebouwd op het chassis van de M3 Grant-tank en kreeg de bijnaam “Doorknocker” vanwege zijn verwoestende vuurkracht.
In totaal zijn er ongeveer 100 exemplaren geproduceerd, bedoeld om vijandelijke versterkingen en bunkers op afstand uit te schakelen. De bemanning bestond uit acht soldaten, waarvan enkelen het kanon bedienden en anderen verantwoordelijk waren voor munitie en richtinstructies. Het voertuig beschikte over beperkte bepantsering en was kwetsbaar in direct gevecht, waardoor het vooral vanaf goed voorbereide posities werd ingezet.
In de aanloop naar D-Day speelde de M12 een cruciale rol bij de voorbereiding van de landingstroepen door Duitse kuststellingen onder vuur te nemen. Na het lossen van het kanon moest het voertuig vaak achteruit rijden om de terugslag op te vangen. Hoewel het een tijdelijke oplossing was, bewees de M12 zijn waarde als zwaar mobiel geschut in de laatste fase van de oorlog.
116. Guy – 101
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Guy Motors
115. Ferdinand / Elefant – 138
Tankjager
Duitsland
Geproduceerd door: Porsche / Nibelungenwerk
Opmerking: 90 Ferdinand + 48 Elefant = 138
In 1942 schrijft Adolf Hitler persoonlijk een wedstrijd uit om een nieuwe superzware tank te ontwerpen: het wordt de strijd tussen Porsche en Henschel. Porsche verliest de race om wat de Tiger I zal worden, maar de al gebouwde chassis van zijn ontwerp worden niet weggegooid. In plaats daarvan besluit men ze om te bouwen tot een nieuw wapen: een zwaar gepantserde tankjager met langeafstandskanon. Zo ontstaat de Ferdinand, genoemd naar de constructeur Ferdinand Porsche.
De Ferdinand wordt uitgerust met een krachtig 88 mm KwK 43 kanon, identiek aan het wapen dat ook in de Tiger II komt te zitten. Met dit kanon kan hij op grote afstand vrijwel elke geallieerde tank uitschakelen – zelfs de Sovjet T-34 of KV-1 hebben weinig kans. Zijn pantser is tot 200 mm dik aan de voorkant, wat hem vrijwel immuun maakt voor direct vuur van die tijd. De keerzijde is dat het voertuig zwaar, log en traag is, met weinig zicht en geen bemanningsluiken in het gevechtscompartiment.
De Ferdinand wordt voor het eerst ingezet tijdens Operatie Citadel in de Slag om Koersk in juli 1943 – de grootste tankslag uit de geschiedenis. Daar blijkt dat zijn kracht groot is, maar zijn zwakheden dodelijk: het voertuig heeft geen machinegeweer voor dichtbijverdediging, is uiterst gevoelig voor mijnen en raakt snel defect door mechanische problemen. Veel Ferdinands worden uitgeschakeld door infanterie met explosieven of doordat ze vastlopen.
Na Koersk worden de overgebleven exemplaren teruggehaald en verbeterd. Ze krijgen een machinegeweer in de romp, betere optiek, extra bepantsering en een commandokoepel. Met deze verbeteringen gaan ze vanaf begin 1944 opnieuw de strijd in – nu onder een nieuwe naam: Elefant. Ze worden onder meer ingezet in Italië en tijdens de verdediging van Duitsland, maar hun aantal is te klein om nog het verschil te maken.
Van de oorspronkelijke 91 Ferdinands worden er uiteindelijk 48 omgebouwd tot Elefants. De anderen gaan verloren door vijandelijk vuur, pech of het slagveld zelf. Slechts één exemplaar van de Elefant overleeft tot vandaag en is te zien in het National Armor and Cavalry Museum in de VS.
114. Flakpanzer 38 – 141
SP-luchtafweer
Duitsland
Geproduceerd door: BMM
113. Type 3 Chi‑Nu – 144
Tank Medium
Japan
Geproduceerd door: Hitachi
Toen de oorlog in de Stille Oceaan zich ontwikkelde tot een meedogenloze strijd tussen landingsdivisies, pantservoertuigen en luchtaanvallen, liep het Japanse leger op tankgebied al snel achter. De lichte en middelzware tanks die begin jaren ’40 volstonden tegen Chinese troepen, bleken hopeloos onderbewapend en licht gepantserd tegenover de Amerikaanse M3 Stuart en vooral de M4 Sherman. De behoefte aan een krachtigere, beter bewapende tank was dringend.
In 1943 begon Japan met de ontwikkeling van een verbeterde tank op basis van het chassis van de Type 1 Chi-He. Het resultaat was de Type 3 Chi‑Nu, uitgerust met een nieuw 75 mm Type 3-kanon, geïnspireerd op een luchtafweerkanonmodel. Deze nieuwe bewapening was in staat om de M4 Sherman op korte afstand te doorboren – iets wat oudere Japanse tanks vrijwel nooit konden.
De Chi‑Nu had een langere, hoekige toren en dikkere bepantsering dan zijn voorgangers. Hij bood betere bescherming tegen infanterievuur en lichte antitankwapens, maar bleef qua bepantsering en vuurkracht nog steeds achter bij zijn Amerikaanse en Sovjet tegenhangers. De motor – een luchtgekoelde V12-dieselmotor – was betrouwbaar, maar gaf het voertuig geen hoge snelheid of wendbaarheid.
Er werden in totaal ongeveer 166 exemplaren gebouwd tussen 1944 en 1945. De meeste werden gestationeerd op de Japanse hoofdeilanden als onderdeel van de verdediging tegen een verwachte Amerikaanse invasie (Operatie Downfall). Die invasie kwam er nooit: Japan capituleerde na de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki, waardoor de Chi‑Nu’s nooit in gevecht werden ingezet.
De Type 3 Chi‑Nu markeert het uiterste punt van Japan’s conventionele tankontwikkeling tijdens de oorlog. Hij was geen technologisch wonder en kon zich niet meten met de zware geallieerde tanks op het Europese slagveld, maar hij was een logische en broodnodige verbetering in de Japanse context – een poging om de kloof in vuurkracht en bescherming te dichten, al was het te laat.
Vandaag de dag is er nog één bewaard exemplaar, te zien in het JGSDF Ordnance School in Japan
112. Type 2 Ka‑Mi – 180
Tank Amfibisch
Japan
Geproduceerd door: Mitsubishi
111. Type 98 Ke‑Ni – 200
Tank Licht
Japan
Geproduceerd door: Hino Motors
110. Type 1 Ho‑Ki – 200
Pantserwagen
Japan
Geproduceerd door: Hitachi
In de loop van de Tweede Wereldoorlog beseft ook Japan dat moderne oorlogsvoering vraagt om meer mobiliteit en bescherming voor infanterie. In reactie hierop ontwikkelt het keizerlijke leger de Type 1 Ho-Ki, een gepantserd rupsvoertuig dat troepen onder vuur kan vervoeren.
In tegenstelling tot veel transportvoertuigen uit die tijd, is de Ho-Ki volledig rups-aangedreven, wat hem uitstekende terreinvaardigheid geeft. Hij heeft geen toren zoals een tank, maar een gesloten stalen romp met een dikke bepantsering van 6 tot 16 millimeter, voldoende om lichte wapens tegen te houden. Binnenin kunnen ongeveer 10 tot 13 soldaten worden vervoerd.
De Ho-Ki is ontworpen met veelzijdigheid in gedachten. Hij kan niet alleen troepen vervoeren, maar ook dienen als munitiewagen of lichte artillerietrekker. Soms wordt er een machinegeweer op het dak gemonteerd, voor basisverdediging tijdens transportmissies.
Toch wordt het voertuig slechts in beperkte aantallen geproduceerd – geschat wordt dat er enkele honderden zijn gebouwd. Ze worden voornamelijk ingezet in China en op enkele Pacifische eilanden, zoals de Filipijnen, waar de gevechten zwaar en de infrastructuur slecht is. Omdat Japan zich vooral op offensieve tactieken richt, krijgt het ontwikkelen van zulke ondersteunende voertuigen nooit echt prioriteit.
De Type 1 Ho-Ki blijft daardoor een relatief onbekende en zeldzame machine, maar hij markeert wel een stap richting modernere gevechtslogistiek in het Japanse leger.
109. Coventry – 220
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Rootes Group
108. Renault Char D1 / D2 – 260
Tank
Frankrijk
Geproduceerd door: Renault
Opmerking: 160 D1 en 100 D2
De Char D1 werd eind jaren twintig ontworpen als opvolger van de Renault FT, met het idee om een betere infanterietank te bouwen die zwaarder bepantserd en beter bewapend was. Hij kreeg een geheel gesloten stalen romp, een 47 mm kanon in een ronddraaiende koepel, en een radio – een grote vooruitgang voor zijn tijd.
Toch zat het ontwerp vol compromissen. De D1 was traag, had een complex en storingsgevoelig transmissiesysteem, en de koepel was krap, met veel taken bij één persoon – meestal de commandant. Zijn maximale snelheid van rond de 18 km/u maakte hem langzaam en kwetsbaar op het slagveld. De meeste D1’s werden eind jaren ’30 gestationeerd in Franse kolonies, zoals Frans Noord-Afrika, en waren bij het uitbreken van de oorlog nauwelijks inzetbaar tegen moderne Duitse tanks.
Renault Char D2 – Een evolutie met tekortkomingen
De Char D2 was bedoeld als een verbeterde versie van de D1: sterker gepantserd, met een krachtiger motor en geschikt voor gebruik in gemotoriseerde divisies. Hij kreeg een langere, hoekigere romp en een zwaardere toren. Toch hield hij vast aan dezelfde torenconfiguratie met een overbelaste commandant, en het voertuig bleef mechanisch onbetrouwbaar.
Hoewel de D2 sterker was dan zijn voorganger en met zijn 47 mm SA35-kanon zelfs een bedreiging kon vormen voor Duitse Panzer III’s, werd hij in veel te kleine aantallen geproduceerd: slechts zo’n 100 stuks. Tijdens de Duitse inval in mei 1940 waren ze verdeeld over een paar onafhankelijke tankeenheden en werden ze snel overrompeld of achtergelaten door technische problemen.
Historische betekenis
Zowel de Char D1 als de Char D2 tonen hoe Frankrijk in het interbellum worstelde met de overgang naar moderne tankoorlogvoering. Ze waren innovatief in theorie – met radiocommunicatie, draaibare torens en bepantsering – maar vielen in de praktijk tegen door ontwerpcompromissen, gebrekkige industrieplanning en een verouderde tactische visie.
Ze konden niet op tegen de snelheid en organisatie van de Duitse Blitzkrieg. Toch vormen ze een belangrijke stap in de ontwikkeling van Franse pantservoertuigen, die pas echt tot wasdom zouden komen na de oorlog met tanks als de AMX-13.
107. Polish TKS – 280
Tankette
Polen
Geproduceerd door: Ursus
De TKS was een kleine, Poolse tankette uit de jaren dertig, gebouwd als licht verkenningsvoertuig en pantsersteun voor infanterie. Ontstaan uit de licentiegebouwde Britse Carden-Loyd tankette, werd het ontwerp door de Polen verbeterd en aangepast tot de TKS (en eerder ook de TK-3). Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 vormden deze mini-pantserwagens de kern van Polen’s gepantserde troepen — een David tegenover de Duitse Goliath.
De TKS woog slechts 2,6 ton, had een bemanning van twee (bestuurder en schutter), en was aangedreven door een 46 pk benzinemotor, waarmee hij zo’n 40 km/u kon halen. Zijn bepantsering was maximaal 10 mm dik — net genoeg om kogels te weerstaan, maar niet bestand tegen zwaardere wapens.
Standaardbewapening was een 7,92 mm machinegeweer, wat de TKS nauwelijks een bedreiging maakte voor Duitse tanks. Echter: vlak voor de oorlog werd een klein aantal (ongeveer 24 stuks) uitgerust met een 20 mm Solothurn antitankkanon, waarmee ze zelfs Panzer I’s en II’s, en soms Panzer III’s konden uitschakelen — mits verrassing en dekking aan hun zijde.
Tijdens de Duitse invasie van Polen in september 1939 werden de TKS’en massaal ingezet. Ondanks hun dappere bemanningen en slim gebruik van terrein, werden ze meestal overklast door de Duitse pantsermacht. Toch slaagden sommige TKS-bemanningen erin Duitse tanks uit te schakelen — heroïsche, haast mythische prestaties gezien hun beperkte middelen.
106. M36B1 / B2 ARV – 296
Recovery voertuig
Verenigde Staten
Geproduceerd door: American Locomotive Company
105. Char B1-serie – 405
Tank
Frankrijk
Geproduceerd door: Renault / FCM
Opmerking: Diverse modellen
In de jaren 1920 en 30 werkt Frankrijk aan een nieuwe klasse van zware tanks, bedoeld om vijandelijke linies te doorbreken en fortificaties te vernietigen. Het resultaat is de Char B1, een enorm bepantserde en zwaar bewapende machine, ontworpen volgens de militaire doctrines van de Eerste Wereldoorlog, maar gebouwd met de techniek van de toekomst.
De Char B1 en zijn latere variant, de Char B1 bis, zijn indrukwekkend: zo’n 32 ton zwaar, voorzien van een 75 mm kanon in de romp en een 47 mm snelvuurkanon in de geschutskoepel. De tank is helemaal rondom bepantserd, met tot wel 60 mm dik staal aan de voorzijde, wat hem vrijwel ondoordringbaar maakt voor de meeste Duitse wapens uit 1940.
De B1 bis is voorzien van een benzinemotor van 307 pk en kan – ondanks zijn gewicht – een snelheid van ongeveer 28 km/u halen. Het besturen van de tank is echter complex: de romp wordt via een hydraulisch stuursysteem bediend, wat veel vaardigheid vereist van de chauffeur. De toren wordt bediend door één man: de commandant, die moet richten, laden, schieten én bevelen geven – een grote zwakte in gevechten.
In mei 1940, tijdens de Slag om Frankrijk, tonen de B1’s hun kracht. Franse tankeenheden met Char B1 bis-tanks boeken successen tegen Duitse pantserdivisies. In enkele gevallen schakelen ze tientallen Duitse tanks uit zonder zelf vernietigd te worden. Eén beroemde Char B1 bis, Eure, vernietigt in één actie 13 Duitse tanks en keert veilig terug naar de basis.
Toch kan hun indrukwekkende vuurkracht de uitkomst van de strijd niet keren. De B1’s zijn traag te produceren, kwetsbaar voor luchtaanvallen en hebben logistieke tekortkomingen: hun brandstofverbruik is enorm, en onderhoud onderweg is moeilijk. Toen Frankrijk viel in juni 1940, waren er iets meer dan 400 B1’s gebouwd.
De Duitsers nemen een groot aantal buit en zetten ze later in als Panzerkampfwagen B2(f), soms aangepast met vlammenwerpers of antitankwapens.
104. SOMUA S35 en H35/40 – 430
Tank
Frankrijk
Geproduceerd door: SOMUA
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog beschouwt Frankrijk de SOMUA S35 als het kroonjuweel van zijn cavalerie. Deze elegante maar robuuste tank, officieel aangeduid als Automitrailleuse de Combat modèle 1935 S, is ontworpen voor snelheid, slagkracht en bescherming. Met zijn gegoten pantser tot wel 47 millimeter dik en een krachtige 47 mm SA 35-kanon is hij op het slagveld zijn tijd vooruit. Duitse tanks uit die jaren, zoals de Panzer III, leggen het af tegen zijn vuurkracht.
De S35 is niet alleen sterk, maar ook opvallend modern. Zijn romp en toren zijn gemaakt van gegoten pantserdelen – een technische innovatie die voor die tijd zeldzaam is. De motor, een SOMUA V8 benzinemotor van ongeveer 190 pk, stuwt het 19,5 ton zware gevaarte met gemak over het terrein, met een topsnelheid van 40 kilometer per uur op de weg.
Toch heeft deze Franse vechter ook zijn zwakke punten. De commandant zit alleen in de toren en moet tegelijkertijd richten, laden, vuren én bevelen geven. Die overbelasting beperkt zijn slagkracht en situatietactiek. Daarnaast blijkt onderhoud een uitdaging: de complexe constructie met gegoten segmenten maakt snelle reparaties in het veld bijna onmogelijk.
Tijdens de Slag om Hannut in mei 1940 bewijst de SOMUA S35 zijn waarde. Franse tanks wisten de opmars van Duitse tanks een tijdlang tegen te houden. In sommige gevallen zijn Duitse 88 mm luchtafweerkanonnen nodig om de Franse tanks uit te schakelen—een teken van hoe goed gepantserd ze zijn. Maar ondanks hun kracht komt de Franse overgave te snel: slechts zo’n 440 S35’s zijn geproduceerd als Frankrijk in juni 1940 valt.
De Duitsers nemen bijna 300 voertuigen buit en zetten ze in als Panzerkampfwagen 35-S(f). Ze duiken later op in onder meer Polen, op het Oostfront, en in bezette gebieden. Ook Italië, Hongarije en Bulgarije krijgen er een paar in handen. Ironisch genoeg keren enkele S35’s later terug in Franse handen, onder andere bij het Vrije Franse leger.
103. Panhard 178 (AMD) – 533
Pantserwagen
Frankrijk
Geproduceerd door: Panhard
102. Grille – 571
SP-houwitser
Duitsland
Geproduceerd door: BMM
101. AEC armoured car – 629
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Associated Equipment Company
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog beseft Groot-Brittannië dat het niet genoeg is om vijandelijke troepen alleen met tanks aan te vallen—er is ook behoefte aan snel inzetbare voertuigen die kunnen verkennen, flanken bewaken én zelfstandig zware doelen uitschakelen. Het antwoord komt van de Associated Equipment Company (AEC), die eerder vooral bussen bouwde. In 1941 presenteren zij hun nieuwe creatie: de AEC Armoured Car.
In tegenstelling tot de lichte verkenningsvoertuigen van die tijd, is de AEC pantserwagen allesbehalve licht. Hij is gebouwd op het onderstel van een vrachtwagen, voorzien van dikke bepantsering (tot 40 mm) en uitgerust met het koepelkanon van een Britse Valentine- of zelfs een Crusader-tank. In latere versies krijgt hij zelfs een 75 mm kanon—vergelijkbaar met dat van de Churchill-infanterietank.
Dankzij zijn 4×4-aandrijving en krachtige motor (AEC dieselmotor van 158 pk) kan de AEC zich soepel over ruw terrein bewegen, met snelheden tot zo’n 65 km/u. Dat maakt hem ideaal voor verkenningsmissies met “tanden”, waarbij hij niet alleen informatie verzamelt, maar ook echt vuursteun kan bieden.
De AEC pantserwagen wordt vooral ingezet in Noord-Afrika, Italië en later in Noordwest-Europa. Hij bewijst zijn waarde als zwaar verkenningsvoertuig, commandowagen en zelfs in ondersteunende rol bij infanterieoperaties. Dankzij zijn vuurkracht is hij in staat om lichte tanks en bunkers uit te schakelen—iets wat de meeste pantserwagens niet kunnen.
Er zijn drie hoofdversies:
- AEC Mk I: met een 2-pounder (40 mm) kanon.
- AEC Mk II: met een 6-pounder (57 mm) kanon.
- AEC Mk III: met een 75 mm kanon (vergelijkbaar met de Cromwell tank).
In totaal worden er ongeveer 629 exemplaren gebouwd tussen 1942 en 1944.
100. SU‑122 – 640
SP-houwitser
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash
In de winter van 1942, terwijl de strijd aan het oostfront op zijn hevigst woedt, introduceert het Rode Leger de SU‑122. Dit nieuwe voertuig is geen gewone tank, maar een zelfrijdende houwitser – ontworpen om vijandelijke versterkingen, bunkers en infanterieposities te vernietigen. De basis vormt het betrouwbare en robuuste onderstel van de T‑34, maar in plaats van een draaibare koepel heeft het voertuig een vast opbouw met daarin een 122 mm houwitser (M‑30).
De SU‑122 is bedoeld als stormgeschut, bedoeld om frontale aanvallen te ondersteunen en fortificaties te verwoesten. Met zijn zware granaatbeschieting kan hij enorme schade aanrichten, vooral tegen statische doelen. Zijn bepantsering biedt redelijke bescherming, en dankzij het T‑34-onderstel blijft hij goed manoeuvreerbaar, zelfs in modderige of besneeuwde omstandigheden.
Toch heeft het voertuig beperkingen. De lage vuursnelheid, het beperkte zichtveld en het ontbreken van een machinegeweer maken hem kwetsbaar in gevechten tegen infanterie of andere tanks. Bovendien is richten lastig vanwege het beperkte horizontale bereik van het kanon.
De productie van de SU‑122 begint eind 1942 en loopt tot de zomer van 1944. In totaal worden er ongeveer 638 gebouwd. Hoewel hij uiteindelijk wordt opgevolgd door effectievere ontwerpen zoals de SU‑152 en ISU‑122, speelt de SU‑122 een belangrijke rol in de overgang naar een moderne Sovjetartillerie—mobiel, zwaarbewapend en ondersteunend aan het front.
99. Czech LT vz. 38 – 643
Tank
Tsjechoslovakije / Duitsland
Geproduceerd door: ČKD / BMM
98. Wespe SP-houwitser – 658
SP-houwitser
Duitsland
Geproduceerd door: Alkett
De Wespe: Duitse bij op rupsbanden
In de nadagen van 1942 ontwikkelden de Duitsers een zelfrijdende artillerie die wendbaarheid met vuurkracht combineerde: de Wespe, wat ‘wesp’ betekent. Deze kleine maar dodelijke SP-houwitser werd gebouwd op het onderstel van de Panzer II-tank en kreeg een indrukwekkend 105 mm houwitserkanon, de leFH 18, als angel.
De motor was naar voren verplaatst, waardoor er achterin ruimte ontstond voor het kanon en vier bemanningsleden. Ondanks zijn bescheiden bepantsering bood de Wespe mobiele vuurkracht en kon hij snel van stelling veranderen — cruciaal aan het oostfront waar artillerie snel moest verplaatsen na het vuren.
Ze werden vooral ingezet in pantserdivisies als organische artilleriesteun. De Wespe was geen tankjager en kon zich slecht verdedigen tegen direct vuur, maar zijn taak was helder: van achter de linies vijandelijke stellingen bestoken met precisie en snelheid.
In de praktijk bleek de Wespe verrassend effectief. Hij kon snel in stelling worden gebracht, vuren en weer verdwijnen voordat vijandelijke tegenbatterijen hem konden lokaliseren. Klein, snel en stekend – een ware wesp in de Duitse oorlogsvoering.
97. SU‑152 SP-gun – 670
SP-houwitser
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash
96. Sd.Kfz. 252 and 253 – 800
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Demag
De Sonderkraftfahrzeug 252, afgekort Sd.Kfz. 252, was een gepantserde munitieaanvoerwagen. Hij werd in 1940 geïntroduceerd en ontworpen om snel en relatief veilig munitie aan te voeren naar stellingen van aanvalsartillerie, met name StuG III-eenheden. Het voertuig had een gesloten, laag profiel en kon een beperkte hoeveelheid 75 mm-granaten vervoeren in een gepantserde romp.
Vanwege de beperkte laadcapaciteit werd vaak een aanhangwagen Sd.Anh. 32/1 meegevoerd, waarin extra munitie lag opgeslagen. Het voertuig was licht bepantserd (tot 14,5 mm) en onbewapend, waardoor het afhankelijk was van nabijgelegen gevechtseenheden voor bescherming. De Sd.Kfz. 252 kon terrein aan dat voor vrachtwagens ontoegankelijk was, en bleek waardevol bij snelle offensieven zoals in Frankrijk en Rusland.
Er werden tussen 1940 en 1941 ongeveer 400 exemplaren geproduceerd door Demag en Wegmann, waarna het model werd vervangen door een eenvoudiger versie gebaseerd op de standaard Sd.Kfz. 250.
Sd.Kfz. 253 – De commandoversie
De Sd.Kfz. 253 was op hetzelfde onderstel gebouwd, maar had een andere taak: het fungeerde als gepantserd commandovoertuig voor artillerie-eenheden. In tegenstelling tot de Sd.Kfz. 252 had dit voertuig een gesloten dak, betere radioapparatuur en een machinegeweer op een draaibare affuit voor zelfverdediging. De commandant van een StuG-batterij of artilleriecompagnie kon vanuit de Sd.Kfz. 253 zijn eenheden aansturen en contact houden met hogere bevelslagen.
De Sd.Kfz. 253 bood meer bescherming en comfort voor langdurig verblijf op het slagveld, maar werd in net zo beperkte aantallen gebouwd: slechts ongeveer 285 exemplaren. Ook dit voertuig werd later vervangen door aangepaste versies van de Sd.Kfz. 250-serie, die goedkoper en veelzijdiger waren.
Beide voertuigen waren vooral actief in de eerste helft van de oorlog, tijdens de campagnes in Polen, Frankrijk, de Balkan en het begin van Operatie Barbarossa. Hun beperkte productieaantallen maakten ze zeldzaam, en ze verdwenen geleidelijk van het front toen snellere en goedkopere alternatieven beschikbaar kwamen.
Vandaag de dag zijn de Sd.Kfz. 252 en 253 fascinerende voorbeelden van hoe de Wehrmacht in de vroege oorlogsjaren experimenteerde met gespecialiseerde voertuigen voor elke rol – van bevoorrading tot bevelvoering. Ze waren niet grootschalig, maar wel precies afgestemd op de tactiek van de Blitzkrieg, waar snelheid, coördinatie en bescherming van ondersteunende eenheden cruciaal waren.
95. Type 94 tankette – 823
Tank Licht
Japan
Geproduceerd door: Ishikawajima Motor Works
In de vroege jaren dertig kijkt Japan naar de mogelijkheden om zijn infanterie mobieler te maken, vooral in de moeilijk begaanbare gebieden van China en Mantsjoerije. In plaats van grote, dure tanks ontwikkelt men een kleinere en lichtere oplossing: de Type 94 tankette (Tokushu Keninsha, oftewel “Special Tractor”). Dit voertuig is eigenlijk een kruising tussen een gepantserde rupswagen en een motorfiets met pantserplaten.
Met zijn gewicht van slechts 3,4 ton en lengte van iets meer dan 3 meter, is de Type 94 verrassend wendbaar. Hij wordt aangedreven door een eenvoudige 4-cilinder motor en kan snelheden tot zo’n 40 km/u halen op de weg. De bemanning bestaat uit twee personen: een chauffeur en een schutter/commandant.
De bewapening is beperkt tot een lichte 6,5 mm machinegeweer, bedoeld om vijandelijke infanterie en lichte doelen te bestoken. De pantsering is dun – 6 tot 12 mm – en biedt slechts minimale bescherming tegen kogels of granaatscherven. Tegen antitankwapens of mijnen is het voertuig uiterst kwetsbaar.
Toch bewijst de Type 94 zijn nut in de Sino-Japanse Oorlog, bij de bezetting van China, en later in de vroege campagnes van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië. Hij wordt gebruikt voor verkenning, communicatie, bevoorrading en infanterie-ondersteuning, vooral in gebieden waar wegen slecht zijn of afwezig.
Japan produceert er tussen 1935 en 1937 zo’n 800 tot 850 exemplaren van. Tegen de tijd dat de oorlog met westerse mogendheden begint (1941), is het voertuig hopeloos verouderd. Tegen Amerikaanse of Britse pantserwagens of luchtaanvallen heeft hij geen kans. Toch blijven sommige Type 94’s tot het einde van de oorlog in gebruik op afgelegen eilanden.
94. sWS – 825
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Büssing-NAG
93. AMC 34/35 (AMD) – 946
Pantserauto
Frankrijk
Geproduceerd door: Renault
In de vroege jaren dertig zoekt Frankrijk naar een snelle, goed bewapende tank voor zijn cavalerie-eenheden. Het resultaat is de AMC 34 (Automitrailleuse de Combat modèle 1934), een relatief lichte tank met een draaibare koepel en een 25 mm of 47 mm kanon, afhankelijk van het model. De tank heeft een bemanning van drie: een chauffeur, een schutter en een commandant.
De AMC 34 is bedoeld om verkenningsmissies te ondersteunen en vijandelijke lichte voertuigen uit te schakelen. Zijn snelheid (tot zo’n 40 km/u) en dunne pantser maken hem beweeglijk, maar kwetsbaar. Al snel blijkt dat het ontwerp verouderd raakt nog voor het in grote aantallen wordt gebouwd. Slechts een handvol AMC 34’s wordt geproduceerd.
Daarom volgt al snel een verbeterd model: de AMC 35, ook bekend als de Renault ACG-1. Deze heeft een betere koepel, een sterker 47 mm kanon en dikkere bepantsering (tot 25 mm), maar hij blijft kampen met technische problemen en een onbetrouwbare motor. De AMC 35 is bedoeld voor samenwerking met infanterie en cavalerie, maar komt door vertragingen en technische mankementen pas laat in productie.
In totaal worden er van de AMC 35 slechts tientallen gebouwd, waarvan sommige naar België worden geëxporteerd. In de meidagen van 1940 worden ze ingezet tijdens de Duitse invasie, maar de voertuigen zijn tegen die tijd al verouderd en hebben weinig invloed op het verloop van de strijd. Veel AMC 35’s worden uiteindelijk opgegeven, vernietigd of door de Duitsers buitgemaakt.
92. SOMUA H35/40 – 1.200
Tank
Frankrijk
Geproduceerd door: SOMUA
91. Hotchkiss H35 – 1.200
Tank Licht
Frankrijk
Geproduceerd door: Hotchkiss
In de jaren dertig groeit bij het Franse leger de behoefte aan een compacte en goed beschermde lichte infanterietank. Fabrikant Hotchkiss komt in 1933 met een ontwerp dat betaalbaar, eenvoudig te produceren en goed gepantserd is: de H35.
De tank is klein en afgerond van vorm, met gegoten pantser tot 34 mm dik, wat hem redelijk beschermd maakt tegen lichte antitankwapens van zijn tijd. Hij weegt zo’n 11 ton en wordt aangedreven door een Hotchkiss-benzinemotor van 75 pk, waarmee hij een bescheiden snelheid van 36 km/u op de weg haalt.
De bewapening bestaat uit een 37 mm SA 18-kanon, afgeleid van een wapen uit de Eerste Wereldoorlog, plus een coaxiale 7,5 mm machinegeweer. Die 37 mm is voldoende tegen infanterie en lichte voertuigen, maar ontoereikend tegen Duitse tanks zoals de Panzer III. De tank heeft slechts twee bemanningsleden: een bestuurder en een commandant/schutter/lader in de koepel – wat het gevechtsvermogen ernstig beperkt.
In 1936 wordt het voertuig officieel aangenomen als Char léger modèle 1935 H (H35), en productie begint kort daarop. Al snel blijkt echter dat het kanon te zwak is en de motor te zwak voor de latere oorlogsvoering. Daarom wordt een verbeterde versie ontwikkeld: de H39, met een sterker 37 mm SA 38-kanon en een krachtigere motor.
De H35 wordt in de meidagen van 1940 op grote schaal ingezet, vooral in infanteriedivisies. In totaal zijn er tegen die tijd ruim 400 H35’s gebouwd. Hoewel ze niet opgewassen zijn tegen moderne Duitse tanks, leveren sommige een verbeten gevecht. Na de Franse nederlaag komen veel H35’s in Duitse handen, die ze hergebruiken als Beutepanzer of ombouwen tot vlammenwerpertanks.
90. Renault Modèle 35 – 1.540
Tank
Frankrijk
Geproduceerd door: Renault
Opmerking: Ook aangeduid als NC27
De Renault Modèle 35, ook wel bekend als de Renault AMC 35, was een Franse lichte tank uit het interbellum, bedoeld als opvolger van de oudere Renault AMC 34. Hij werd in de jaren dertig ontworpen voor verkenningstaken binnen cavalerie-eenheden en moest snel, licht bepantserd en mobiel zijn — precies wat de veranderende oorlogstactieken van die tijd vereisten.
De tank had een bemanning van twee man en was uitgerust met een 47 mm kanon, waarmee hij het op papier kon opnemen tegen lichte vijandelijke tanks. Hij had een maximumsnelheid van ongeveer 42 km/u en was voorzien van relatief goede bepantsering voor zijn klasse, tot 25 mm dik. Wat de AMC 35 onderscheidde van eerdere modellen was zijn volledig draaibare geschuttoren, die voor die tijd een moderne innovatie was.
Toch kende de Renault AMC 35 veel problemen. De mechaniek was storingsgevoelig en de productie liep stroef. Van de geplande aantallen werden er uiteindelijk slechts een dertigtal afgeleverd aan het Franse leger, terwijl ook België een aantal exemplaren bestelde en gedeeltelijk zelf assembleerde.
Tijdens de Duitse inval in 1940 bleken de AMC 35’s weinig opgewassen tegen de moderne Duitse pantserdivisies. Hun rol bleef beperkt en ze verdwenen stilletjes van het strijdtoneel — een veelbelovende verkenner die nooit zijn potentieel waarmaakte.
89. Marder III – 1.560
Tankjager
Duitsland
Geproduceerd door: BMM
88. Renault FT – 1.580
Tank Licht
Frankrijk
Geproduceerd door: Renault
Opmerking: WWI, maar in kolonies nog actief
De Renault FT was een revolutionaire Franse tank die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd geïntroduceerd en de blauwdruk vormde voor vrijwel alle latere tankontwerpen. Voor het eerst had een tank een volledig ronddraaiende geschutskoepel, een motor achterin en een bestuurder voorin. De FT was licht, wendbaar en ontworpen om infanterie te ondersteunen bij het doorbreken van vijandelijke loopgraven.
In totaal werden er ruim 3.000 gebouwd vóór het einde van de oorlog. Bewapend met een mitrailleur of een 37mm kanon, bood de tank beperkte bescherming maar hoge mobiliteit. De Renault FT werd door meerdere landen overgenomen en bleef tot ver in de jaren dertig in gebruik. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden oudere exemplaren opnieuw ingezet, zij het met beperkte effectiviteit. Ondanks zijn bescheiden afmetingen liet de FT een blijvende erfenis achter als pionier van het moderne tankontwerp.
87. Renault R35/R40 – 1.685
Tank Licht
Frankrijk
Geproduceerd door: Renault
86. M10A1 (variant) – 1.700
Tankjager Variant M10
Verenigde Staten
Geproduceerd door: General Motors
Halverwege de Tweede Wereldoorlog krijgt het Amerikaanse leger te maken met steeds krachtigere Duitse tanks. Om daar iets tegenover te stellen, ontwikkelen ze een nieuw soort gevechtsvoertuig: de tank destroyer. Een daarvan is de M10 Wolverine, en daarvan is de M10A1 een technisch verbeterde variant.
Op het eerste gezicht lijkt de M10A1 sterk op de gewone M10: een laag silhouet, een open toren en een indrukwekkend 76,2 mm (3 inch) kanon, ontworpen om vijandelijke tanks uit te schakelen op afstand. De bepantsering is relatief dun (tot 57 mm), omdat de nadruk ligt op snelheid en mobiliteit, niet op zware bescherming. De open toren biedt goed zicht, maar laat de bemanning kwetsbaar voor granaatscherven en luchtaanvallen.
Wat de M10A1 onderscheidt, is de motor. In plaats van de dieselmotor van de standaard M10, heeft de M10A1 een benzinemotor (Ford GAA V8 van 450 pk) – dezelfde motor die ook in de Sherman M4A3 wordt gebruikt. Dit maakt hem betrouwbaarder en eenvoudiger te onderhouden, vooral voor eenheden die al met Shermans werken.
De M10A1 komt vooral in actie vanaf 1943, onder andere in Italië, Frankrijk en Duitsland. Hij wordt ingezet bij tank destroyer battalions, vaak als mobiele vuurkracht die zich snel verplaatst en vijandelijke tanks in hinderlagen uitschakelt. Hoewel hij goed presteert tegen Panzer IV’s, heeft hij moeite met de latere Tigers en Panthers, die een dikkere pantsering hebben en krachtiger kanonnen.
Uiteindelijk wordt de M10A1 opgevolgd door krachtigere tankjagers zoals de M36 Jackson. Toch blijft hij tot het einde van de oorlog in gebruik, en veel voertuigen worden na 1945 doorgebruikt in andere legers, zoals dat van Frankrijk, Italië en Zuid-Korea.
85. Moto Guzzi Trialce (trike) – 1.741
Motor Trike
Italië
Geproduceerd door: Moto Guzzi
In het Italië van de jaren dertig zoekt het leger naar een wendbaar voertuig dat zowel troepen als materieel kan vervoeren op smalle wegen, bergpaden en koloniale terreinen. De oplossing komt van motorfabrikant Moto Guzzi, die met de TriAlce een inventieve mix bouwt van motorfiets en vrachtauto.
De TriAlce is eigenlijk een driewielige motor met laadbak. Voorop zit een stevige 500cc eencilindermotor, gebaseerd op de bekende Moto Guzzi Alce, maar met een verlengd frame en een laadplatform achterop. Hiermee kan het voertuig tot wel 500 kg aan lading meenemen—variërend van munitie, wapens, voedsel tot zelfs kleine artilleriestukken.
In tegenstelling tot gewone motorfietsen heeft de TriAlce twee achterwielen en een aandrijfas naar de achteras, wat hem geschikt maakt voor off-road gebruik. Het voertuig is eenvoudig te besturen, betrouwbaar en goedkoop te onderhouden—ideaal voor het ruwe terrein van bijvoorbeeld Noord-Afrika of de Balkan.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de TriAlce op grote schaal ingezet door Italiaanse troepen. Het voertuig dient als verbindingsmiddel, bevoorradingsvoertuig en soms zelfs als lichte trekker. Ook wordt hij regelmatig uitgerust met lichte bewapening, zoals een mitrailleur, wat hem inzetbaar maakt voor verkenning en infanterie-ondersteuning.
In totaal produceert Moto Guzzi meer dan 1.700 exemplaren van de TriAlce tussen 1940 en 1943. Na de oorlog verdwijnen veel voertuigen, maar enkele exemplaren duiken nog op bij boeren, herders en verzamelaars.
84. SU‑100 – 1.770
Tankjager
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash
83. Panzer I – 1.893
Tank Licht
Duitsland
Geproduceerd door: Krupp / Henschel
In de jaren 1930, toen Duitsland zich onder het nazi-regime begon te herbewapenen in strijd met het Verdrag van Versailles, stond de bouw van tanks nog in de kinderschoenen. Het Duitse leger had dringend behoefte aan een lichte, goedkope tank om tactieken mee te oefenen en bemanningen op te leiden. Zo ontstond de Panzerkampfwagen I, in 1934.
De Panzer I was slechts 5,4 ton zwaar, had een bemanning van twee man (chauffeur en commandant/schutter), en was bewapend met twee 7,92 mm MG13 machinegeweren – geen kanon dus. Zijn bepantsering was maximaal 13 mm dik, wat hem vrijwel onbeschermd maakte tegen vijandelijk vuur. Toch was hij wendbaar en eenvoudig te bedienen, met een luchtgekoelde viercilindermotor die hem tot zo’n 40 km/u kon brengen.
Wat begon als een trainingsvoertuig, werd door tijdsdruk een gevechtsmiddel. De Panzer I werd ingezet tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936–1939), waar hij vocht aan de kant van Franco’s nationalisten. Daar bleek al dat hij geen partij was voor Sovjet-tanks zoals de T-26. Toch diende de Spaanse veldtest als leerervaring voor Duitsland.
In 1939 en 1940 maakte de Panzer I deel uit van de enorme tankslagen in Polen en Frankrijk, waar zijn snelheid en samenwerking met vliegtuigen (Luftwaffe) en infanterie belangrijker bleken dan zijn bewapening. Vaak opereerde hij in groepen van tientallen voertuigen, ondersteund door sterkere tanks zoals de Panzer III en IV. De Panzer I vormde toen nog ongeveer 40% van alle Duitse tanks.
Maar de grenzen van het ontwerp waren snel bereikt. In Noord-Afrika en de Sovjet-Unie bleek hij volkomen ontoereikend: zelfs antitankgeweren konden hem vernietigen. Vanaf 1941 verdween hij vrijwel volledig van het front, al bleef het onderstel in gebruik voor andere voertuigen, zoals commandovervoersvoertuigen en tankjagers.
Historisch belang
Er werden meer dan 1.800 Panzer I’s gebouwd (types A en B). Hij was nooit bedoeld als gevechtstank, maar groeide door omstandigheden toch uit tot een symbool van het begin van de Blitzkrieg. In combinatie met radio’s (die elke tank had) en geavanceerde samenwerking tussen eenheden, liet hij zien dat tactiek en snelheid in de beginfase belangrijker konden zijn dan brute kracht.
De Panzer I was een leertank – voor de bemanningen, voor de industrie én voor de Duitse krijgskunst. Hij bracht geen overwinning op eigen kracht, maar legde wel de basis voor wat komen zou: de Panzer III, IV, Tiger en Panther.
82. Type 97 Chi‑Ha (incl. Shinhōtō/Kai) – 2.092
Tank Medium
Japan
Geproduceerd door: Mitsubishi
Toen het Japanse Keizerlijke Leger eind jaren dertig moderniseerde, wilde het een tank die beter gepantserd, sneller en effectiever was dan zijn voorgangers. Het resultaat werd de Type 97 Chi-Ha, ontworpen door Mitsubishi en in 1938 in dienst genomen. Voor zijn tijd was hij modern: met een relatief laag silhouet, betrouwbare motor en redelijke mobiliteit was hij goed inzetbaar in het bergachtige en tropische terrein van Azië.
De Chi-Ha was een middelzware tank, bewapend met een 57 mm kort kanon in de originele versie. Dat was vooral geschikt tegen infanterie en bunkers, maar minder tegen andere tanks. De tank woog ongeveer 15 ton, had een bemanning van vier, en werd aangedreven door een luchtgekoelde dieselmotor. Zijn pantser – tot 25 mm dik – bood basisbescherming tegen lichte wapens, maar was kwetsbaar tegen antitankgeschut.
De tank bewees zich in de vroege campagnes van de oorlog: in China, op de Filipijnen, in Malakka en zelfs bij de inname van Singapore. Zijn snelheid en betrouwbaarheid gaven het Japanse leger een voordeel ten opzichte van vijanden die traag of onvoorbereid waren. Maar tijdens de Slag bij Khalkhin Gol (1939) tegen de Sovjets werd pijnlijk duidelijk dat het 57 mm-kanon ontoereikend was tegen moderne tanks.
Daarom werd al snel een verbeterde versie ontwikkeld: de Type 97 Shinhoto Chi-Ha (“nieuwe toren”), met een nieuwe koepel en een krachtiger 47 mm antitankkanon met hoge mondingssnelheid. Deze versie bood betere prestaties tegen vijandelijke tanks, zoals de Amerikaanse M3 Stuart en M4 Sherman, al bleef de Chi-Ha technisch gezien achter bij zijn tegenstanders in bepantsering en vuurkracht.
Desondanks bleef de Chi-Ha tot het einde van de oorlog het meest gebruikte Japanse tanktype. In veel gevechten, vooral op eilanden als Guam, Saipan en Okinawa, werd hij ingezet in de verdediging. Vaak waren ze ingegraven als vaste bunkers, omdat ze mobiel niet meer opgewassen waren tegen de Amerikaanse overmacht.
81. Panzer II – 2.181
Tank Licht
Duitsland
Geproduceerd door: FAMO / MAN / Daimler-Benz
Opmerking: Varianten + Marder II, Wespe, Sturmpz II
De Panzerkampfwagen II, kortweg Panzer II, was een Duitse lichte tank die in de jaren dertig werd ontwikkeld als tijdelijke oplossing — maar uiteindelijk een sleutelrol speelde in de vroege successen van de Duitse Blitzkrieg. Oorspronkelijk bedoeld als overgangsmodel tot de zwaardere Panzer III beschikbaar was, werd de Panzer II in groten getale ingezet tijdens de campagnes in Polen (1939), Frankrijk (1940) en Noord-Afrika.
De tank had een bemanning van drie: een commandant/schutter, een bestuurder en een radio-operator. Bewapend met een 20 mm snelvuurkanon en een machinegeweer, was hij effectief tegen infanterie en licht bepantserde voertuigen, maar schoot tekort tegen zwaardere tanks. De bepantsering varieerde van 5 tot 30 mm en bood minimale bescherming.
De Panzer II was echter snel en betrouwbaar, met een maximumsnelheid van ruim 40 km/u. Hij werd veel gebruikt voor verkenningsmissies, flankerende manoeuvres en ondersteuning van infanterie. Dankzij zijn mobiliteit en goede communicatieapparatuur was hij goed inzetbaar in de snelle, gecoördineerde aanvallen waar de Wehrmacht beroemd (en berucht) om werd.
Later in de oorlog werd de Panzer II geleidelijk vervangen op het front, maar zijn chassis bleef dienstdoen in andere rollen, zoals bij de Wespe (zelfrijdende houwitser) en de Marder II (tankjager).
Hoewel technisch verouderd na 1941, blijft de Panzer II historisch belangrijk als symbool van de snelle Duitse opmars aan het begin van de oorlog – klein, licht, maar cruciaal.
80. M26 Pershing – 2.202
Tank
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Fisher Tank Arsenal
De M26 Pershing was de zware Amerikaanse tank die pas aan het eind van de Tweede Wereldoorlog op het slagveld verscheen, bedoeld als tegenwicht voor de Duitse Panther en Tiger tanks. Tot dat moment moesten Amerikaanse troepen het doen met de lichtere M4 Sherman, die in vuurkracht en bepantsering vaak tekortschoten tegen hun Duitse tegenhangers.
De M26 was uitgerust met een krachtig 90 mm kanon, voldoende om het op te nemen tegen de zwaarste Duitse tanks. Met een V8-motor haalde hij een snelheid van zo’n 40 km/u — niet snel, maar wel betrouwbaar. Zijn bepantsering was dikker en beter gevormd dan bij de Sherman, wat de overlevingskansen van de bemanning aanzienlijk vergrootte.
In februari 1945 werden de eerste M26’s in Duitsland ingezet. Een beroemd duel in Keulen tussen een M26 en een Panther werd vastgelegd op film en diende als propagandamateriaal om het moreel te versterken. Hoewel de M26 slechts in kleine aantallen deelnam aan de laatste maanden van de oorlog, bewees hij zijn waarde als geavanceerd ontwerp.
Na de oorlog werd de M26 geherclassificeerd als een middelzware tank en speelde hij een grote rol in de Koreaanse Oorlog, waar hij opnieuw zijn kracht bewees tegen Noord-Koreaanse T-34’s. De Pershing luidde de overgang in naar een nieuwe generatie gevechtstanks, die uiteindelijk zou leiden tot de iconische M46, M47 en later de Patton-serie. Een laatkomer, maar een belangrijk keerpunt in de Amerikaanse tankontwikkeling.
79. Type 95 Ha‑Go – 2.300
Tank Licht
Japan
Geproduceerd door: Mitsubishi
78. IS-3 – 2.311
Tank
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Kirov fabriek
In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog kijkt de Sovjet-Unie al vooruit. De eerdere IS-2 heeft zijn waarde bewezen tegen de Duitse Tigers, maar het Rode Leger wil méér: een tank die sneller, sterker en beter gepantserd is – klaar voor toekomstige conflicten. Zo wordt de IS-3 geboren, een tank die eruitziet als een machine uit de toekomst.
De IS-3 is direct herkenbaar aan zijn revolutionaire “schildpadvormige” geschutskoepel en zijn scherpe, lage “pijlvormige neus” aan de voorzijde van de romp. Dit ontwerp biedt betere bescherming tegen inkomend vuur vanuit meerdere hoeken, iets waar eerdere tanks nog kwetsbaar waren. Het silhouet is lager en agressiever dan alle Sovjetvoertuigen ervoor – hij ziet eruit als een tank die geen genade kent.
Onder de motorkap schuilt een robuuste V-2-IS dieselmotor van 600 pk, die de 46 ton zware kolos een topsnelheid van 40 km/u geeft – verbazingwekkend snel voor zo’n zwaar pantser. De koepel bevat een krachtig 122 mm D-25T kanon, dat niet alleen Duitse tanks aankan, maar ook beton, bunkers en versterkte stellingen eenvoudig aan flarden schiet.
Hoewel de IS-3 technisch gezien eind 1944 in productie gaat, komt hij te laat om deel te nemen aan het front in Europa. Slechts een handjevol exemplaren arriveert nét in Duitsland na de Duitse capitulatie. Maar hij laat wél zijn tanden zien in september 1945, wanneer hij wordt getoond tijdens de geallieerde overwinningsparade in Berlijn. Westerse waarnemers zijn onder de indruk – en bezorgd. De IS-3 is het symbool van een nieuwe fase in de wapenwedloop.
De IS-3 blijft jarenlang in Sovjet- en Warschaupactdienst en wordt ook geëxporteerd naar landen als Egypte en China. Tijdens de Zesdaagse Oorlog van 1967 worden Egyptische IS-3’s ingezet tegen Israëlische troepen, maar blijken ze kwetsbaar voor moderne antitankwapens en vliegtuigen.
77. M36 GMC – 2.324
Tankjager
Verenigde Staten
Geproduceerd door: American Locomotive Company
Opmerking: Ook bekend als M36 Jackson
76. ISU-122 – 2.380
Tankjager
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash
75. Semovente 75/18 – 2.491
Tankjager
Italië
Geproduceerd door: Fiat/Ansaldo
Begin jaren ’40 verkeert Italië in een lastig parket. Het Italiaanse leger trekt ten strijde met verouderde en onderbewapende tanks, die het zwaar hebben tegen Britse en later Amerikaanse tegenstanders in Noord-Afrika. De oplossing komt uit een onverwachte hoek: geen nieuwe tank, maar een zelfrijdend geschut gebaseerd op een bestaand tankchassis – eenvoudiger, goedkoper én effectiever. Zo wordt de Semovente da 75/18 geboren.
Gebouwd op het onderstel van de M13/40 en M14/41 tanks, vervangt de Semovente de klassieke draaibare koepel door een vaste opbouw met daarin een krachtig 75 mm kanon (de Obice da 75/18 modello 34). Dat maakt het voertuig veel lager, eenvoudiger te produceren én effectiever tegen vijandelijke stellingen en lichte tanks.
Wat de Semovente 75/18 bijzonder maakt, is zijn veelzijdigheid. Hij wordt ingezet als infanterie-ondersteuning, tankjager én mobiel artilleriestuk. Met hoge-explosieve granaten kan hij vijandelijke bunkers en versterkingen uitschakelen, en met holle lading-munitie kan hij zelfs geallieerde tanks raken, tot aan de Sherman toe – al is het effectief bereik beperkt.
De bepantsering is bescheiden – maximaal zo’n 50 mm aan de voorzijde – en de bemanning bestaat uit drie man: bestuurder, schutter en commandant/lader. De mobiliteit is redelijk, dankzij een dieselmotor van ongeveer 145 pk, waarmee de Semovente een snelheid van 30 à 35 km/u haalt.
Tijdens de gevechten in Noord-Afrika (Libië, Tunesië) bewijst de Semovente zich als één van de weinige Italiaanse pantservoertuigen die het kan opnemen tegen geallieerde tegenstanders. Zelfs Erwin Rommel prijst het ontwerp en plaatst ze in zijn gecombineerde Panzerdivisies.
Na de Italiaanse wapenstilstand in 1943 neemt Duitsland de productie over en gebruikt de voertuigen onder de naam StuG M42 mit 75/18 (i). Ze blijven in actie tot het einde van de oorlog, vooral op het Italiaanse schiereiland.
74. Sd.Kfz. 9 – 2.500
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: FAMO
73. M5 Half-track – 2.500
Half-Track
Verenigde Staten
Geproduceerd door: International Harvester
Opmerking: International Harvester
De M5 Half-track was een veelzijdig Amerikaans voertuig uit de Tweede Wereldoorlog, ontworpen om troepen snel en beschermd over het slagveld te verplaatsen. Hij combineerde het beste van twee werelden: wielen aan de voorkant voor snelheid op de weg en rupsbanden aan de achterkant voor goede prestaties in ruw terrein. Dit maakte de M5 tot een robuuste en flexibele transportoplossing in vrijwel elk gevechtstheater.
De M5 was de “exportversie” van de M3 Half-track, speciaal geproduceerd voor het Lend-Lease-programma. Hij werd vooral geleverd aan bondgenoten zoals het Verenigd Koninkrijk, de Sovjet-Unie en Frankrijk. Het voertuig bood plaats aan 10 tot 12 manschappen, inclusief chauffeur en commandant, en was vaak uitgerust met een .50 kaliber Browning machinegeweer voor verdediging tegen infanterie en vliegtuigen.
In tegenstelling tot de M3 had de M5 dikkere bepantsering, maar een iets zwakkere motor en transmissie. Dit maakte hem net wat logger, maar nog steeds betrouwbaar. In totaal werden er meer dan 7.000 M5’s geproduceerd door International Harvester.
De M5 werd ingezet als pantserinfanterievoertuig, maar ook als ambulance, commandowagen, mortierdrager of artillerietrekker. Zijn open bovenkant maakte hem kwetsbaar voor artillerie en luchtaanvallen, maar zijn veelzijdigheid en eenvoud in onderhoud zorgden voor een lange diensttijd — zelfs tot ver na de oorlog in kleinere legers wereldwijd.
72. M18 Hellcat – 2.507
Tankjager
Verenigde Staten
Geproduceerd door: General Motors
71. SU‑85 tankjager – 2.650
Tankjager
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash
70. Daimler Armoured Car – 2.694
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Daimler
In de vroege jaren van de Tweede Wereldoorlog beseft het Britse leger dat snelle en goed bewapende verkenningsvoertuigen cruciaal zijn voor het moderne slagveld. Ze moeten niet alleen vijandelijke bewegingen opsporen, maar zich ook kunnen verdedigen tegen lichte tanks en infanterie. Het antwoord komt van Daimler, dat al bekend staat om zijn robuuste auto’s en motoren.
Zo ontstaat de Daimler Armoured Car, een 4×4 pantserwagen met een stevig ontwerp en een opvallend krachtig kanon: het 2-pounder (40 mm) antitankkanon dat normaal in lichte tanks zit. Voor een verkenningsvoertuig is dat ongebruikelijk zwaar geschut. Daarnaast beschikt hij over een coaxiaal 7,92 mm Besa-machinegeweer voor infanterieondersteuning.
Wat de Daimler bijzonder maakt, is zijn uitstekende terreinvaardigheid. Dankzij zijn volledig onafhankelijke wielophanging, vierwielaandrijving én vierwielbesturing is hij verrassend wendbaar, zelfs op moeilijk terrein. De pantsering – tot 16 mm dik – biedt redelijke bescherming tegen klein kaliber vuur en granaatscherven.
De Daimler wordt vanaf 1941 ingezet in Noord-Afrika, waar hij zich uitstekend gedraagt in de woestijn, maar ook later in Europa, Italië en Zuidoost-Azië. Hij is veelzijdig: gebruikt voor verkenning, communicatie, konvooibeveiliging én soms als lichte tankvervanger. Bij verrassingsaanvallen blijkt hij vaak sneller te vuren dan de tegenstander verwacht.
Na de oorlog blijft de Daimler nog decennialang in gebruik, onder andere in het Britse Gemenebest. Ook Ierland en enkele landen in het Midden-Oosten gebruiken hem tot diep in de Koude Oorlog.
69. KV‑1 – 3.015
Tank Zwaar
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: LKZ, ChTZ
68. Hetzer – 3.022
Tankjager
Duitsland
Geproduceerd door: BMM
Opmerking: Jagdpanzer 38
67. Citroën-Kégresse P107 – 3.276
Truck
Frankrijk
Geproduceerd door: Citroën
De Citroën-Kégresse P107 was een Franse half-track, ontwikkeld in de jaren dertig als modern antwoord op de behoefte aan wendbare, terreinvaardige militaire voertuigen. Hij combineerde rubber-rupsbanden achter met gewone stuurwielen voor, volgens het Kégresse-systeem, vernoemd naar zijn uitvinder Adolphe Kégresse. Het resultaat was een voertuig dat zich soepel kon bewegen over modderige of onbegaanbare wegen — essentieel voor het Franse leger dat zich voorbereidde op een moderne oorlog.
De P107 werd geproduceerd door Citroën en later door Unic, en werd voornamelijk ingezet als artillerietrekker voor onder andere het 75 mm en 105 mm geschut. Hij bood plaats aan meerdere soldaten en munitie, en kon ook worden ingezet als verbindingsvoertuig of transportmiddel. De open laadruimte achterin kon worden afgedekt met een canvas huif.
Met een snelheid van zo’n 45 km/u op de weg en een dieselmotor (in latere modellen), was de P107 relatief stil, zuinig en betrouwbaar. Rond 1940 waren er ongeveer 3.000 exemplaren gebouwd. Tijdens de Duitse inval in mei 1940 werd hij ingezet bij gemotoriseerde eenheden, maar de Franse nederlaag betekende dat veel voertuigen in Duitse handen vielen.
De Wehrmacht hernoemde hem tot leichter Zugkraftwagen 305(f) en gebruikte hem vooral op het oostfront en in bezette gebieden, vaak aangepast tot communicatievoertuig of trekker. Daarm
65. Panzer II – 3.404
Tank
Duitsland
Geproduceerd door: MAN / Daimler-Benz / FAMO
64. M7 Priest – 3.490
SP-houwitser
Verenigde Staten
Geproduceerd door: American Locomotive Company
Wanneer het Amerikaanse leger in 1941 zijn troepen voorbereidt op moderne oorlogvoering, wordt duidelijk dat stilstaande artillerie niet langer volstaat. In de snelle, mobiele gevechten van de nieuwe oorlog is artillerie op rupsbanden onmisbaar. Zo ontstaat de M7 Priest – een zelfrijdende houwitser gebouwd op het betrouwbare onderstel van de M3 Lee-tank.
In plaats van een tankkoepel krijgt de M7 een open bovenbouw met een krachtig 105 mm M2A1 houwitser als hoofdwapen. Deze kan indirect vuur leveren over lange afstand, ideaal om vijandelijke stellingen, loopgraven en voertuigen te bestoken van achter de linies. Naast het kanon heeft de Priest een opvallende .50 kaliber Browning-machinegeweer op een verhoogde ringaffuit aan de rechterzijde, wat doet denken aan een kansel – vandaar de Britse bijnaam: “Priest”.
De bemanning bestaat uit 7 mensen, waaronder bestuurder, richtschutter, lader en munitiedragers. Ondanks zijn zware geschut blijft de M7 wendbaar en betrouwbaar, dankzij de motor van de M3 (later M4 Sherman). Hij kan zo’n 40 km/u rijden en neemt 105 mm granaten en hulzen mee voor tientallen vuren.
De M7 Priest komt voor het eerst in actie in Noord-Afrika en wordt al snel de standaard artillerievoertuig voor Amerikaanse en Britse troepen. Zijn mobiliteit maakt hem ideaal voor de snelle opmars na D-Day, waar hij vanaf het strand direct artilleriesteun levert aan de infanterie.
Later volgen aangepaste versies, zoals de Kangaroo (zonder kanon, als pantsertransporter) en de M7B1 op Sherman M4A3-basis. In totaal worden er ruim 4.000 exemplaren geproduceerd, waarvan er velen ook na de oorlog nog in dienst blijven, onder andere in Zuid-Korea en Israël.
63. M9 Half-track – 3.500
Half-Track
Verenigde Staten
Geproduceerd door: International Harvester
62. ISU‑152 – 3.795
Tankjager
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash
61. ISU‑122/152 – 3.795
Tankjager
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Uralmash, ChTZ
60. IS‑2 – 3.854
Tank
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Kirov fabriek
De IS-2, voluit Iosif Stalin-2, was een zware Sovjettank die in 1944 het slagveld betrad als directe tegenhanger van de Duitse Tiger I en later de Panther. Hij was genoemd naar Sovjetleider Jozef Stalin en bouwde voort op de eerdere KV- en IS-1-modellen, maar met veel krachtigere vuurkracht en verbeterde bepantsering.
Het meest opvallende wapen van de IS-2 was het 122 mm D-25T-kanon – oorspronkelijk ontworpen als artilleriestuk. Het kon met een goed gericht schot zelfs de zwaarst gepantserde Duitse tanks uitschakelen. Wel was de vuursnelheid relatief laag: gemiddeld 2 à 3 schoten per minuut, omdat de munitie uit twee delen bestond (projectiel en lading apart).
De IS-2 had een voorpantser tot 120 mm dik, schuin aflopend voor extra effectiviteit tegen penetratie. Met een gewicht van zo’n 46 ton, een bemanning van vier en een topsnelheid van ongeveer 37 km/u, was het geen snelle tank, maar wel een angstaanjagende combinatie van kracht en bescherming.
De tank werd massaal ingezet vanaf 1944, onder meer bij de bevrijding van Polen, tijdens de Slag om Berlijn en andere grote offensieven. In stedelijke gevechten was de brisantgranaat van het 122 mm kanon bijzonder effectief tegen bunkers, muren en vijandelijke stellingen.
Na de oorlog bleef de IS-2 nog jarenlang in dienst binnen het Warschaupact en andere bevriende staten.
59. Sd.Kfz. 8 – 4.000
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Krauss-Maffei
58. Royal Enfield WD “Flying Flea” – 4.000
Motor
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Royal Enfield
57. Royal Enfield WD “Flying Flea” – 4.000
Motor Licht, para-motor
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Royal Enfield
Opmerking: 4.000 tot 8.000 geproduceerd
In de vroege jaren 40 zoekt het Britse leger een manier om mobiele communicatie en snelle verkenning mogelijk te maken in gebieden waar je met een jeep of vrachtwagen niet kunt komen. De oplossing blijkt verrassend klein: een lichte motorfiets van slechts 59 kilo, robuust genoeg voor ruig terrein en compact genoeg om te worden gedropt per parachute. Zo ontstaat de Royal Enfield WD/RE, beter bekend als de Flying Flea – de “vliegende vlo”.
De Flying Flea is een 125cc tweetakt motorfiets, die een topsnelheid haalt van ongeveer 65 km/u en gemakkelijk te tillen is door twee soldaten. Hij kan snel worden gestart, rijdt soepel over modderige paden, en is eenvoudig te repareren met minimale middelen. Een ideale oplossing voor luchtlandingseenheden, verkenners en boodschappendiensten aan het front.
Tijdens D-Day in juni 1944 worden Flying Flea’s in speciale stalen beschermkooien via parachutes boven Normandië gedropt, samen met Britse en Poolse luchtlandingstroepen. Eenmaal op de grond zijn ze onmisbaar: ze brengen orders van de ene eenheid naar de andere, trekken telefoonkabels en zorgen ervoor dat geïsoleerde troepen in contact blijven.
Hoewel ze geen wapens dragen, geen pantser hebben en niet indrukwekkend ogen, zijn Flying Flea’s snel, stil en taai. Ze worden ook gebruikt op vrachtwagens en tanks als verkenningsmiddel of bij reparatieteams. Soms worden ze zelfs opgevouwen achterin een vliegtuig geladen om bij luchtlandingen meteen ingezet te worden.
56. Humber scout car – 4.300
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Rootes Group
55. M7 Priest SP-houwitser – 4.316
SP-houwitser Licht
Verenigde Staten
Geproduceerd door: American Locomotive Company
54. M24 Chaffee – 4.731
Tank Licht
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Cadillac Motor Car
In de loop van de oorlog blijkt dat de Amerikaanse M5 Stuart lichte tank niet langer opgewassen is tegen moderne Duitse pantservoertuigen. Zijn kanon is te zwak en zijn bepantsering te dun. Het Amerikaanse leger wil een snelle, lichte tank die wél zijn mannetje kan staan – zowel in verkenning als in vuurgevechten. Zo ontstaat de M24 Light Tank, beter bekend als de Chaffee, genoemd naar generaal Adna R. Chaffee Jr., pionier van de Amerikaanse pantserstrijdkrachten.
De M24 Chaffee heeft een lage, brede vorm en een volledig nieuwe geschutskoepel, waarin een krachtig 75 mm M6-kanon is geplaatst – hetzelfde kaliber als in de Sherman-tank. Dat is uitzonderlijk voor een lichte tank en geeft de Chaffee aanzienlijk meer slagkracht dan zijn voorganger. Dankzij zijn Cadillac V8-motoren haalt hij snelheden tot 55 km/u, en dat maakt hem ideaal voor verkenningsmissies, flankerende aanvallen en verrassingsacties.
De tank heeft een bemanning van vijf en is uitgerust met een .30 cal coaxiaal machinegeweer en een .50 cal op het dak – handig tegen infanterie en vliegtuigen. Het pantser is wel dun (max. zo’n 38 mm), dus de Chaffee vertrouwt op snelheid en tactiek om te overleven. Hij is niet gemaakt voor het frontale duel, maar voor het snelle werk achter de linies.
De Chaffee komt pas in december 1944 op het Europese slagveld terecht, net op tijd voor de Slag om de Ardennen. Daar bewijst hij zijn waarde als snelle en flexibele tank – beter bewapend dan de Stuart, maar nog steeds licht en betrouwbaar. Zijn inzet blijft beperkt tot enkele divisies, maar zijn reputatie groeit snel.
Na de oorlog wordt de Chaffee hét standaardvoertuig voor veel NAVO-landen en bondgenoten. Hij vecht in de Koreaanse Oorlog, in Indochina, en wordt nog tot diep in de jaren ’60 gebruikt door legers in Europa, Zuid-Amerika, Azië en Afrika.
53. Humber – 5.400
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Rootes Group
52. Crusader cruiser – 5.464
Tank
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Nuffield Mechanizations
Opmerking: Alle varianten
51. Churchill tank – 5.768
Tank
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Vauxhall Motors
Toen de oorlog in 1939 uitbrak, was Groot-Brittannië nog zoekende naar een moderne tank die zwaar genoeg was om infanterie te ondersteunen én terrein te overwinnen waar lichtere voertuigen het zouden begeven. Het resultaat was de Churchill Infantry Tank, een massieve, lage tank met opvallend lange rupsbanden en dikke bepantsering, genoemd naar toenmalig minister van Munitieproductie Winston Churchill.
De eerste versies – de Mk I en Mk II – waren zwaar, traag en uitgerust met een 2-pounder kanon of zelfs een romp-montage houwitser, bedoeld voor infanteriesteun. Ze kampten met kinderziektes, zoals een zwakke motor en mechanische storingen. Toch werd het ontwerp niet opgegeven, want het had een unieke troef: de uitzonderlijke klimcapaciteit. De Churchill kon waar geen andere tank kon komen – over puin, door modder, over rotsen en zelfs greppels.
Latere versies (zoals de Mk IV, Mk VI en vooral de Mk VII) kregen sterk verbeterde motoren, transmissie en vooral zwaardere kanonnen, waaronder het 6-pounder en uiteindelijk een 75 mm kanon. Het pantser werd aanzienlijk verdikt – tot wel 152 mm aan de voorzijde, wat hem een van de best beschermde tanks van zijn tijd maakte.
Churchill-tanks werden ingezet in de Slag om Dieppe, El Alamein, Tunesië, Italië, Normandië en Noordwest-Europa. Ze bewezen hun waarde vooral in ruig terrein, bij aanvallen op versterkte posities, en bij het ondersteunen van infanterie onder vuur. De Churchill was geen snelle jager, maar een pantserbeest dat langzaam maar zeker alles voor zich uitduwde.
Er ontstonden ook speciale varianten, zoals:
- Churchill AVRE – met een mortier om bunkers op te blazen
- Churchill Crocodile – met een vlammenwerper in plaats van het romp-mg
- Brugleggende versies of mijnenruimers met rolmatten
Deze “funny tanks” van Hobart’s Funnies waren essentieel bij de landing in Normandië (D-Day) en het doorbreken van de Atlantikwall.
50. T‑60 – 5.920
Tank Licht
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: GAZ
De T-60 was een lichte Sovjettank, ontwikkeld in allerijl in 1941 toen de Duitse aanval op de Sovjet-Unie (Operatie Barbarossa) enorme verliezen veroorzaakte in het Rode Leger. Als vervanger voor de verouderde T-38 en T-40 verkenningstanks werd de T-60 ontworpen als goedkoop, snel te produceren en eenvoudig te bedienen – gebouwd voor massa boven perfectie.
Deze tank had een lichte bepantsering (maximaal 35 mm) en was bewapend met een 20 mm TNSh-machinekanon, eigenlijk een aangepaste luchtafweerkanon. Het wapen bleek echter snel ontoereikend tegen de beter gepantserde Duitse tanks, al was het wel effectief tegen infanterie, lichte voertuigen en bunkers.
Met een gewicht van zo’n 6,4 ton, een 85 pk benzinemotor en een maximumsnelheid van ongeveer 44 km/u, was de T-60 wendbaar en kon hij terrein aan waar zwaardere tanks moeite mee hadden. Hij had een tweepersoonsbemanning: een bestuurder en een commandant die tegelijk ook schutter en lader moest zijn – een zware belasting in gevechtssituaties.
In totaal werden er meer dan 6.000 T-60’s gebouwd tussen 1941 en 1943. Ze werden vaak ingezet als verkenner, infanterie-ondersteuningstank of zelfs als geïmproviseerde artillerietrekker. Een opmerkelijke variant was een experimenteel model met raketmotoren voor een ‘jet jump’ — een bizar plan dat snel werd verlaten.
Hoewel de T-60 al snel werd overschaduwd door betere tanks zoals de T-34, speelde hij in de eerste jaren van de oorlog een cruciale rol als stopgap: klein, zwak bewapend, maar in grote aantallen beschikbaar op het moment dat elke tank telde.
47. M3 Lee / Grant – 6.258
Tank Medium
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Baldwin Locomotive Works
46. Panzer V – 6.557
Tank
Duitsland
Geproduceerd door: MAN
45. Sd.Kfz. 250 – 6.600
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Demag
Wanneer de Duitse blitzkrieg-legers door Europa stormen, blijkt snelheid alleen niet genoeg: troepen moeten veilig kunnen mee oprukken, bevelen moeten razendsnel worden doorgegeven, en verkenning moet gepantserd én mobiel zijn. Voor dat alles ontwikkelt Duitsland de Sd.Kfz. 250 – een compacte, licht gepantserde half-track, die de kloof tussen infanterie en tank moet overbruggen.
De “Sonderkraftfahrzeug 250”, zoals hij officieel heet, wordt vanaf 1940 geproduceerd door Demag. Hij is kleiner dan zijn grotere broer, de Sd.Kfz. 251, en speciaal bedoeld voor verkenningseenheden, commandotroepen en lichte ondersteuningstaken. De rupsbanden achter zorgen voor goede tractie in ruw terrein, terwijl de voorwielen de wendbaarheid op wegen garanderen.
Het voertuig biedt plaats aan 4 tot 6 bemanningsleden, afhankelijk van de variant, en heeft een pantserdikte van 8 tot 15 mm – genoeg tegen kogels en granaatscherven, maar niet tegen zwaardere wapens. De meeste Sd.Kfz. 250’s zijn bewapend met een of twee MG 34 of MG 42 machinegeweren, al verschijnen er ook versies met mortieren, radiouitrusting, antitankwapens of zelfs kleine artilleriestukken.
Dankzij zijn Maybach benzinemotor van 100 pk haalt de Sd.Kfz. 250 een topsnelheid van ongeveer 60 km/u op de weg – snel genoeg om met tanks mee te bewegen. Hij wordt ingezet aan alle fronten: van de modder van Rusland tot de dorre vlaktes van Noord-Afrika, waar hij bij de Afrika Korps vaak wordt gebruikt door verkenners en stoottroepen.
Er verschijnen in totaal meer dan 12 varianten, waaronder:
- Sd.Kfz. 250/1 – standaard infanterietransporter
- Sd.Kfz. 250/3 – commandovoertuig met radio (Hitler’s geliefde ‘Greif’)
- Sd.Kfz. 250/7 – met 81 mm mortier
- Sd.Kfz. 250/9 – met geschutskoepel en 20 mm kanon voor verkenning
Vanaf 1943 wordt de oorspronkelijke hoekige constructie vereenvoudigd tot het “neu” model – goedkoper, sneller te bouwen, maar nog steeds effectief.
44. Daimler Dingo scout car – 6.626
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Daimler
43. Panzer 38 – 6.627
Tank
Duitsland
Geproduceerd door: ČKD (later BMM)
Toen Duitsland in maart 1939 Tsjechoslowakije bezet, valt hun oog op een goed ontworpen lichte tank van het bedrijf ČKD: de LT vz. 38. In plaats van het ontwerp te negeren, besluit de Wehrmacht het voertuig meteen in productie te nemen – onder een nieuwe naam: Panzerkampfwagen 38(t), waarbij de “t” staat voor tschechisch.
Wat volgt is een succesverhaal. De Panzer 38(t) blijkt betrouwbaar, eenvoudig te onderhouden, wendbaar en goed geschikt voor massaproductie. Met een gewicht van zo’n 9,5 ton en een topsnelheid van 42 km/u, is het een lichte tank die goed meekan met de Duitse opmars. Hij is uitgerust met een 37 mm Škoda-kanon en twee machinegeweren – een coaxiaal en één in de romp – waarmee hij in 1940 uitstekend opgewassen is tegen vijandelijke tanks.
De tank wordt meteen ingezet in de invasie van Polen, daarna in Frankrijk (1940) en de Balkan. Tijdens Operatie Barbarossa (de invasie van de Sovjet-Unie in 1941) vormt de Panzer 38(t) nog altijd een groot deel van de Duitse pantserdivisies. Maar daar begint ook zijn verval: de Sovjet T‑34 en KV‑1 zijn simpelweg te sterk bepantserd en te zwaar bewapend voor het kleine 37 mm-kanon van de 38(t).
Toch is het chassis zó goed dat het niet verdwijnt. In plaats van frontale tanks worden er jachtpanzer- en ondersteuningsvoertuigen van gebouwd, zoals:
- Marder III (tankjager met 75 mm kanon),
- Grille (zelfrijdende artillerie),
- en zelfs de Hetzer (compacte tankjager).
De Panzer 38(t) zelf verdwijnt geleidelijk vanaf 1942 van het front, maar zijn technische nalatenschap leeft voort tot het einde van de oorlog.
42. M10 Wolverine – 6.706
Tankjager
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Ford Motor Company
41. T‑70 – 8.231
Tank Licht
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: GAZ
De T-70 was een Sovjet lichte tank, ontworpen als opvolger van de T-60, met het doel meer vuurkracht en betere bescherming te bieden — zonder de productiecomplexiteit van een mediumtank zoals de T-34. Geïntroduceerd in 1942, was de T-70 bedoeld voor verkenning, infanteriesteun en soms als noodoplossing in anti-tankrollen.
De tank had een 45 mm L/46 kanon, dat effectief was tegen lichte en sommige middelzware Duitse tanks in de vroege oorlogsjaren. Het secundaire wapen was een coaxiaal 7,62 mm DT-machinegeweer. Zijn bepantsering varieerde van 10 tot 60 mm, met schuine platen aan de voorkant voor betere bescherming.
Met een gewicht van 9,2 ton en aangedreven door twee GAZ-benzinemotoren, kon de T-70 een snelheid van ongeveer 45 km/u bereiken. De mobiliteit was goed, maar de tank bleef kwetsbaar voor antitankwapens en artillerie.
Een groot nadeel was de éénpersoonskoepel, waarin de commandant tegelijk moest richten, laden en vuren — een zware belasting die het reactievermogen op het slagveld sterk verminderde. Toch werden er tussen 1942 en 1943 meer dan 8.000 exemplaren gebouwd.
De T-70 was de laatste lichte tank die grootschalig werd geproduceerd door de Sovjet-Unie. Hij werd gaandeweg overbodig door de veelzijdigheid van de T-34, die veruit superieur was in vuurkracht en bescherming. Vanaf 1943 kreeg de T-70 vooral ondersteunende rollen of werd hij vervangen door zwaardere eenheden.
Hoewel hij militair gezien snel verouderde, was de T-70 in 1942–1943 onmisbaar in het dichten van de gaten aan het front. Zijn onderstel vormde bovendien de basis voor de SU-76 — een succesvolle gemechaniseerde artillerievariant.
40. Valentine – 8.275
Tank
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Vickers-Armstrongs e.a.
Beschrijving: De Valentine was een Britse infanterietank die op grote schaal werd ingezet tijdens de Tweede Wereldoorlog, zowel door het Britse leger als via Lend-Lease door de Sovjet-Unie.
39. Sd.Kfz. 2 – 8.300
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: NSU Motorenwerke AG
Beschrijving: De Sd.Kfz. 2, beter bekend als de Kettenkrad (kleine kettenkraftwagen), was een unieke half-track motorfiets die door nazi-Duitsland werd gebruikt tijdens de Tweede Wereldoorlog.
38. Sd.Kfz. 11 – 9.000
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Hanomag
Beschrijving: De Sonderkraftfahrzeug 11 was een Duitse half-track artillerietrekker uit de Tweede Wereldoorlog, ontworpen voor het trekken van middelzware geschutstukken zoals de 105 mm leFH 18 houwitser en voornamelijk geproduceerd door Hannoversche Maschinenbau AG.
37. BA‑64 – 9.110
Pantserwagen
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: GAZ
Beschrijving: De BA-64 was een Sovjet pantserwagen uit de Tweede Wereldoorlog, ontworpen voor verkenning en lichte gevechtstaken.
36. M8 Greyhound – 11.667
Pantserwagen
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Ford
Beschrijving: De M8 Greyhound was een Amerikaanse lichte pantserwagen die vooral werd gebruikt voor verkenning tijdens de Tweede Wereldoorlog.
35. Norton Big 4 – 12.000
Motor
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Norton
Opmerking: 333cc–633cc
34. SU‑76M – 12.054
Artillerievoertuig
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: GAZ
33. Sd.Kfz. 7 – 12.187
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Krauss-Maffei
Beschrijving: De Sonderkraftfahrzeug 7 was een Duitse half-track artillerietrekker die breed werd ingezet door de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog, vooral voor het trekken van zware kanonnen zoals de 8,8 cm Flak.
32. M2 Half-track – 13.500
Half-Track
Verenigde Staten
Geproduceerd door: White Motor Company
31. Panzer IV – 13.522
Tank
Duitsland
Geproduceerd door: Krupp-Grusonwerk
30. Sd.Kfz. 10 – 14.000
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Demag AG
De Sd.Kfz. 10 (Sonderkraftfahrzeug 10) was een lichte, half-rups artillerietrekker van de Duitse Wehrmacht, ontworpen om lichte kanonnen en luchtafweergeschut te vervoeren én bemanningen over ruw terrein te verplaatsen. Hij was snel, wendbaar en kon kleine aanhangers of wapens trekken, en werd een vertrouwde verschijning in vrijwel elk Duits legeronderdeel vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog.
Toen Duitsland eind jaren dertig zijn legermacht moderniseerde, ontstond behoefte aan lichte trekkers die geschikt waren voor het slepen van antitankkanonnen, lichte veldstukken en Flakgeschut. De oplossing werd de Sd.Kfz. 10, ontwikkeld door Demag en gebouwd door meerdere fabrikanten.
Het voertuig was gebaseerd op een half-track-ontwerp: voorwielen voor de besturing, en rupsbanden achter voor grip op ruw terrein. Dankzij deze combinatie was de Sd.Kfz. 10 sneller dan een tank, maar veel terreinvaardiger dan een vrachtwagen. Hij had een Maybach HL42 6-cilinder benzinemotor met 100 pk, waarmee hij een snelheid van ongeveer 65 km/u kon halen.
Hij bood plaats aan één bestuurder en zeven passagiers, vaak de bemanning van het kanon dat hij trok. De meeste voertuigen waren onbewapend, al werd er soms een MG 34 of MG 42 op een draaibare beugel gemonteerd voor zelfverdediging. De trekcapaciteit bedroeg ongeveer 1 ton, geschikt voor wapens zoals de 3,7 cm PaK 36 of het 20 mm Flak 38 luchtafweerkanon.
Vanaf 1939 werd de Sd.Kfz. 10 ingezet op alle fronten: in Polen, Frankrijk, de Sovjet-Unie, Noord-Afrika en Italië. Hij sleepte wapens, bracht manschappen naar het front, werd gebruikt voor communicatie, medische evacuatie en zelfs als geïmproviseerde wapendrager.
Varianten en aanpassingen
Er ontstonden verschillende versies van het voertuig, waaronder:
- Sd.Kfz. 10/1 – voor chemische verkenning
- Sd.Kfz. 10/4 – met vast gemonteerd 20 mm Flak 30 luchtafweerkanon
- Sd.Kfz. 10/5 – met 20 mm Flak 38 op een lage opbouw, met afklapbare zijschotten voor 360° vuurrichting
De 10/4 en 10/5 versies speelden een belangrijke rol in de luchtafweer en werden ook tegen infanterie ingezet. Deze voertuigen waren vaak favoriet bij frontsoldaten vanwege hun lage silhouet, degelijkheid en snelheid.
29. Schwimmwagen – 14.265
Amfibievoertuig
Duitsland
Geproduceerd door: Volkswagen
De Schwimmwagen, officieel Volkswagen Typ 166, was een opvallende Duitse amfibische terreinwagen uit de Tweede Wereldoorlog. Ontworpen door Ferdinand Porsche en gebouwd op de techniek van de Kübelwagen én de Volkswagen Kever, was het de enige echt succesvolle amfibiewagen die in massaproductie werd genomen. Hij kon zowel rijden op land als varen op het water — een zeldzaamheid in het leger van die tijd.
Aangedreven door een 1.1-liter viercilinder boxermotor en met vierwielaandrijving, was hij licht (ongeveer 900 kilo) en mobiel, met een topsnelheid van 80 km/u op land en 9 km/u op het water. Zodra hij een rivier bereikte, kon de bestuurder de schroef naar beneden klappen en zonder uitstappen gewoon verder varen. De voorwielen fungeerden als roer voor de besturing.
De Schwimmwagen bood plaats aan vier soldaten, met beperkte bagage, en was vaak uitgerust met een machinegeweer op draaibare steun. Hij werd vooral gebruikt door verkenningseenheden aan het Oostfront, in Noord-Afrika en bij rivierovergangen, waar flexibiliteit en mobiliteit cruciaal waren.
Tussen 1942 en 1944 werden er ongeveer 14.265 exemplaren gebouwd, wat de Schwimmwagen tot de meest geproduceerde amfibieauto ooit maakt. Zijn eenvoud, betrouwbaarheid en bijzondere vaardigheid om in én buiten het water te opereren, maakten hem tot een geliefd hulpmiddel bij Duitse troepen.
Na de oorlog bleef hij een technisch curiosum en geliefd verzamelobject.
28. Italian Lancia 3Ro – 15.000
Vrachtwagen
Italië
Geproduceerd door: Lancia
27. Sd.Kfz. 251 – 15.200
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Diverse
De Sd.Kfz. 251 (Sonderkraftfahrzeug 251) was het standaard pantserinfanterievoertuig van de Duitse Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze halfrups was ontworpen om troepen snel, veilig en onder vuur naar het front te brengen – en was daarmee een essentieel onderdeel van de Blitzkrieg-doctrine. Hij was veelzijdig, aanpasbaar en diende als basis voor tientallen varianten.
Sd.Kfz. 251 – Het werkpaard van de Duitse pantsertroepen
Toen de Wehrmacht in de jaren ’30 haar militaire tactieken moderniseerde, besefte men dat tanks alleen niet genoeg waren: infanterie moest kunnen meekomen, beschermd tegen vijandelijk vuur en in staat om meteen te vechten. De oplossing kwam in de vorm van de Sd.Kfz. 251, ontworpen door Hanomag. Het voertuig was gebaseerd op het onderstel van de Sd.Kfz. 11 artillerietrekker, maar kreeg een gepantserde romp en halfrupsaandrijving, waarmee het zelfs ruw terrein aankon.
De standaardversie, de Sd.Kfz. 251/1, bood plaats aan een groep van 10 soldaten en werd vaak uitgerust met twee MG34 of MG42 machinegeweren – één vooraan en één achteraan. De bepantsering varieerde van 6 tot 15 mm: genoeg tegen klein kaliber en granaatscherven, maar niet tegen antitankwapens. De halfrupsen gaven het voertuig goede terreinvaardigheid, maar hij was langzamer en lastiger te besturen dan een wielvoertuig.
Het grote succes van de Sd.Kfz. 251 lag in zijn modulaire ontwerp: er werden meer dan 20 officiële varianten gebouwd, voor uiteenlopende taken. Voorbeelden:
- Sd.Kfz. 251/2 – mortierdrager
- Sd.Kfz. 251/3 – radiocommando
- Sd.Kfz. 251/7 – bruggenlegger
- Sd.Kfz. 251/9 – “Stummel” met 75 mm kort kanon
- Sd.Kfz. 251/10 – antitankversie met 37 mm kanon
- Sd.Kfz. 251/16 – vlammenwerper
- De 251 werd voor het eerst ingezet in Polen (1939) en vocht daarna op elk front: in Frankrijk, Rusland, Noord-Afrika, Italië en bij de verdediging van Duitsland. Hoewel hij vaak een indrukwekkende verschijning was, bleef de productie duur en arbeidsintensief. Hierdoor waren ze lang niet in voldoende aantallen beschikbaar om alle infanterie te mechaniseren – veel Duitse soldaten gingen nog altijd te voet.
26. M4A3 Sherman – 15.563
Tank
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Ford en anderen
Opmerking: 10.883 + 4.680 geproduceerd, 76/105 upgrades
Toen de Verenigde Staten zich voorbereidden op een totale oorlog na 1941, zochten ze naar een middelzware tank die in enorme aantallen geproduceerd kon worden, geschikt voor massale inzet op meerdere continenten. Het antwoord was de M4 Sherman, genoemd naar de Amerikaanse burgeroorlog-generaal William T. Sherman. Van deze tank werden verschillende versies ontwikkeld – de M4A3 was daarvan technisch gezien de meest geavanceerde tijdens de oorlog.
Wat de M4A3 onderscheidde, was zijn krachtige Ford GAA V8-motor van 500 pk, die niet alleen betrouwbaarder maar ook efficiënter was dan eerdere motoren. Dit gaf de tank een maximale snelheid van zo’n 40 km/u, met een redelijk bereik en goede onderhoudbaarheid in het veld. De romp en koepel waren gelast, en latere versies kregen een 30° schuine frontplaat (het zogeheten “late hull” design) voor betere ballistieke bescherming.
De M4A3 werd aanvankelijk uitgerust met een 75 mm kanon, maar latere versies kregen het 76 mm M1-kanon met hogere mondingssnelheid, dat effectiever was tegen Duitse tanks zoals de Panther. Sommige exemplaren kregen ook een vlammenwerper (M4A3R3) of een 105 mm houwitser voor infanteriesteun (M4A3(105)).
Vanaf 1944 werd de M4A3 het voorkeursmodel van het Amerikaanse leger, en hij speelde een sleutelrol in campagnes in Normandië, de Ardennen, Italië, en later in de Pacific. De tank werd ook ingezet door het Vrije Franse Leger en andere bondgenoten.
Een bekende subvariant was de M4A3E8 “Easy Eight”, met bredere HVSS-ophanging (Horizontal Volute Spring Suspension), bredere rupsbanden en verbeterde stabiliteit. Deze variant vocht mee in de laatste maanden van de oorlog en werd ook veel gebruikt tijdens de Koreaanse Oorlog.
De M4A3 Sherman had enkele nadelen: zijn bepantsering was dunner dan die van Duitse tanks, en het 76 mm-kanon kon moeite hebben met een Panther op lange afstand. Maar daar stonden massaproductie, betrouwbaarheid, snelheid en samenwerking met infanterie en luchtsteun tegenover. De Amerikanen wonnen zelden met een betere tank – maar vaak met vijf Shermans tegen één Tiger.
Er werden meer dan 11.000 M4A3’s geproduceerd. Na de oorlog bleef hij wereldwijd in gebruik – van Israël tot Zuid-Amerika.
25. Panzer III – 15.747
Tank
Duitsland
Geproduceerd door: Daimler-Benz en anderen
Opmerking: Inclusief de StuG III
In de jaren dertig ontwikkelt Duitsland, in het geheim en in strijd met het Verdrag van Versailles, een moderne strijdmacht gebaseerd op snelheid, verrassing en samenwerking tussen tanks, vliegtuigen en infanterie. Daar hoort een veelzijdige tank bij: snel, goed bewapend en betrouwbaar. De uitkomst is de Panzerkampfwagen III, kortweg Panzer III, ontworpen door Daimler-Benz.
De Panzer III wordt gebouwd als een “anti-tanktank” – bedoeld om vijandelijke tanks aan te vallen, terwijl de Panzer IV (zijn zwaardere broer) zich op infanterie en bunkers richt. De vroege modellen zijn uitgerust met een 37 mm kanon, gebaseerd op het principe dat snelheid en precisie belangrijker zijn dan brute kracht. De tank heeft een bemanning van vijf: commandant, schutter, lader, chauffeur en radio-operator – een luxe in die tijd, en een belangrijke reden voor zijn effectiviteit.
Tijdens de campagnes in Polen (1939), Frankrijk (1940) en de vroege fase van Operatie Barbarossa (1941), blijkt de Panzer III zeer succesvol. Hij is snel, betrouwbaar en uitstekend te coördineren via radio – een voordeel dat veel tegenstanders nog missen. Maar al snel krijgt hij te maken met sterkere tegenstanders, zoals de Sovjet T‑34 en KV‑1, die hem overtreffen in pantser en vuurkracht.
Als reactie krijgt de Panzer III in latere modellen (vanaf de Ausf. J) een langer 50 mm kanon (KwK 39 L/60) en dikkere bepantsering – tot 70 mm aan de voorkant. Toch blijft hij onderdoen voor de moderne Sovjet-tanks, en vanaf 1943 wordt hij geleidelijk van de frontlinie teruggetrokken.
De romp van de Panzer III blijft echter waardevol. Hij wordt hergebruikt als basis voor andere voertuigen, zoals de StuG III aanvals- en tankjagers, die zeer succesvol blijven tot het eind van de oorlog. De Panzer III zelf blijft tot 1944 actief op secundaire fronten, bij bondgenoten zoals Roemenië, Bulgarije en Finland.
24. BMW R75 – 16.500
Motor + zijspan
Duitsland
Geproduceerd door: BMW
Opmerking: 16.500 tot 17500 gebouwd
De BMW R75 was een zware Duitse zijspanmotorfiets uit de Tweede Wereldoorlog, speciaal ontwikkeld voor het leger. Robuust, betrouwbaar en veelzijdig: de R75 werd een icoon van de gemotoriseerde Wehrmacht, veelvuldig ingezet op de stoffige wegen van Noord-Afrika, de bevroren vlakten van Rusland en de bossen van Europa.
Wat de BMW R75 bijzonder maakte, was zijn permanente aandrijving op het zijspanwiel, via een differentieel dat ook het achterwiel van de motor aandreef. Daardoor had het voertuig twee aangedreven wielen, wat hem bijzonder geschikt maakte voor ruw terrein. De zijspan kon zelfs uitgerust worden met een MG34 of MG42 machinegeweer, waarmee het voertuig ook offensieve kracht kreeg.
Onder de motorkap zat een 745 cc tweecilinder boxermotor, goed voor zo’n 26 pk, met een topsnelheid van ongeveer 90 km/u op de weg. De motor was gekoppeld aan een viertrapsversnellingsbak met een terreinversnelling en achteruitversnelling – uniek voor motoren uit die tijd.
Er werden ongeveer 16.000 BMW R75’s geproduceerd tussen 1941 en 1944. Wegens de hoge kostprijs en de complexiteit van het onderhoud werkte BMW uiteindelijk samen met concurrent Zündapp, die de vergelijkbare Zündapp KS 750 maakte. Beide modellen werden zoveel mogelijk gestandaardiseerd om logistiek te vereenvoudigen.
De R75 was niet zomaar een motor met zijspan – het was een lichte terreinwagen op twee wielen, geliefd bij verkenners, ordonnansen en commandanten.
23. Type 97 motorcycle – 18.000
Motor
Japan
Geproduceerd door: Rikuo
Opmerking: Licence Harley
Toen Japan zijn strijdkrachten moderniseerde in de jaren dertig, keek het niet alleen naar vliegtuigen en tanks, maar ook naar lichte voertuigen voor verbinding en verkenning. Voor snel transport over moeilijk terrein had het leger behoefte aan een robuuste, terreinwaardige motorfiets met zijspan – vergelijkbaar met de Duitse BMW R12 en later R75. De Japanse fabrikant Rikuo (een dochteronderneming van Harley-Davidson Japan) ontwikkelde daarop de Type 97, gebaseerd op het ontwerp van de Harley-Davidson VL.
De Type 97 had een 1200cc V-twin zijklepmotor, luchtgekoeld, met ongeveer 22 pk, gekoppeld aan een drieversnellingsbak met handschakeling en voetkoppeling. De zware motor was ontworpen voor gebruik met een zijspan, vaak met aandrijving op het zijspanwiel voor betere grip in ruw terrein. Hij kon ongeveer 70 km/u rijden en had ruimte voor een bestuurder, een passagier en soms een mitrailleur of uitrusting in het zijspan.
De motorfiets werd ingezet in grootschalige operaties in China, op de Filipijnen, in Birma en op andere eilanden in de Stille Oceaan. Zijn rol was vooral gericht op verkenning, verbindingsdienst, militaire politie en lichte transporttaken. Soms werd het zijspan voorzien van een licht machinegeweer, al bleef het voertuig kwetsbaar door het ontbreken van pantser.
Hoewel degelijk en afgeleid van een bewezen ontwerp, was de Type 97 niet bestand tegen de extreme omstandigheden van de jungle en tropisch klimaat, waar onderhoud en onderdelen schaars werden. In latere oorlogsjaren verloor het voertuig aan belang, mede door brandstoftekorten en veranderende gevechtssituaties.
22. Zündapp KS 750 – 18.695
Motor
Duitsland
Geproduceerd door: Zündapp
Toen de Duitse Wehrmacht in de jaren dertig haar strijdkrachten moderniseerde, was er behoefte aan militaire motorfietsen die meer konden dan alleen op verharde wegen rijden. Ze moesten zwaar belastbaar zijn, door modder, zand en sneeuw kunnen trekken, én geschikt zijn voor meerdere rollen – van verkenning tot troepentransport en zelfs vuursteun. Het antwoord kwam van de firma Zündapp, gevestigd in Neurenberg.
In 1941 rolt de Zündapp KS 750 van de band – een speciaal voor het leger ontwikkeld voertuig. Het is geen omgebouwde civiele motor, maar een militair werkpaard vanaf de tekentafel. Met zijn 751 cc tweecilinder boxermotor en 26 pk is hij krachtig genoeg om drie personen, munitie en uitrusting te vervoeren, zelfs onder de zwaarste omstandigheden.
Wat de KS 750 uitzonderlijk maakt, is zijn aangedreven zijspanwiel én differentieelvergrendeling – een unicum onder motorfietsen. Hierdoor is hij feitelijk een twee-assige terreinmotor met drie wielen. Het voertuig beschikt bovendien over een versnellingsbak met acht versnellingen vooruit en twee achteruit, inclusief terreinverhouding, wat hem geschikt maakt voor hellingen, diepe modder en ruw terrein.
De zijspan is standaard uitgerust met een bevestiging voor een MG 34 of MG 42, waardoor de combinatie ook gebruikt kan worden als mobiel mitrailleurnest of voor verkenning onder vuur. De KS 750 wordt ingezet aan alle fronten: van de zinderende hitte in Noord-Afrika tot de ijskoude vlaktes van Rusland. Hij is snel genoeg op de weg, maar vooral onverslaanbaar naast de weg.
In totaal worden er tussen 1941 en 1944 ruim 18.000 exemplaren van gebouwd. Omdat Zündapp en BMW tijdens de oorlog hun productie standaardiseren, deelt de KS 750 veel onderdelen met de BMW R75. Na de oorlog blijven veel exemplaren in gebruik bij legers, politie en boeren, vooral in Oost-Europa en de Balkan.
De Zündapp KS 750 was geen lichte motorfiets voor snelle verplaatsingen, maar een echte frontmotor: zwaar, krachtig, onverwoestbaar. Hij reed waar geen vrachtwagen meer kon komen, bracht wapens, berichten en manschappen tot diep in vijandelijk gebied, en keerde vaak ook weer terug.
21. LCVP “Higgins boat” – 20.000
Boot
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Higgins Industries
Toen de geallieerden zich voorbereidden op grootschalige invasies over zee, hadden ze een probleem: hoe breng je soldaten aan land op vijandelijke kusten zonder dat ze eerst overboord moeten springen in diepe golven, zwaar bepakt onder vuur? De oplossing kwam niet van een generaal, maar van een uitvinder en scheepsbouwer uit New Orleans: Andrew Higgins.
Zijn Landing Craft, Vehicle, Personnel (LCVP), later liefkozend de Higgins boat genoemd, was een 13 meter lange, houten boot met een platte bodem, een lage diepgang en – het belangrijkst van alles – een neerlaatbare boegdeur. Deze klep kon openklappen zodra de boot het strand raakte, zodat infanterie en voertuigen direct naar voren konden stormen, zonder over de zijkanten te hoeven springen.
De romp was versterkt met staal op kwetsbare plekken, maar grotendeels van hout gemaakt, wat de productie goedkoop en snel maakte. De boot werd aangedreven door een diesel- of benzinemotor met een enkele schroef en kon zowel over rustige zeeën als door branding varen. Hij vervoerde tot 36 volledig bewapende soldaten of een kleine jeep, en had een bemanning van vier.
De Higgins boat werd voor het eerst ingezet tijdens kleinere operaties in de Pacific, maar verwierf wereldwijde bekendheid op 6 juni 1944, tijdens D-Day. Duizenden LCVP’s landden Amerikaanse, Britse en Canadese troepen op de stranden van Normandië, vaak onder zwaar vuur. Beelden van deze boten die hun boegdeuren openden in de branding behoren tot de meest iconische uit de oorlogsgeschiedenis.
In totaal werden er meer dan 20.000 Higgins boats gebouwd. Ze waren eenvoudig, efficiënt, en massaal inzetbaar. Generaal Eisenhower zou later zeggen: “Andrew Higgins is the man who won the war for us.” Zonder zijn boten, zei hij, zouden de geallieerden nooit de stranden hebben bereikt.
20. GMC CCKW – 20.000
Vrachtwagen
Verenigde Staten
Geproduceerd door: GMC
Geen veldslag wordt gewonnen zonder bevoorrading. Geen overwinning zonder brandstof, munitie, voedsel en onderdelen. In de Tweede Wereldoorlog, waarin het tempo en de schaal ongekend zijn, is er één voertuig dat dag en nacht die levenslijn vormt: de GMC CCKW. De Amerikanen noemen hem liefkozend de “Deuce-and-a-Half”, verwijzend naar zijn laadvermogen van 2,5 ton.
De CCKW wordt ontworpen door General Motors en komt vanaf 1941 massaal van de band. Hij is voorzien van een 6×6-aandrijving, wat hem uitermate geschikt maakt voor het rijden over onverharde wegen, modder, sneeuw en puin. Zijn GMC-benzinemotor van 270 kubieke inch (4,4 liter) levert 104 pk – niet veel, maar voldoende om zwaarbeladen konvooien over bergpassen, bruggen en slagvelden te trekken.
Wat de CCKW uniek maakt, is zijn veelzijdigheid. Hij verschijnt met een korte of lange wielbasis, met houten of stalen laadbak, met of zonder lier, en in tientallen varianten: als troepentransporter, brandstofwagen, ambulance, communicatiewagen, werkplaats, en zelfs als mobiele bruglegger. Veel versies krijgen een canvas dak of laadbakzeil, anderen zijn uitgerust met sneeuwkettingen of wapens.
De CCKW is onmisbaar tijdens de landing in Normandië, waar hij deel uitmaakt van de beroemde Red Ball Express – het immense bevoorradingsnetwerk dat dag en nacht Amerikaanse eenheden voorziet van brandstof en munitie tijdens de opmars naar Duitsland. Vaak rijden jonge Afro-Amerikaanse chauffeurs duizenden kilometers achter elkaar, onder vijandelijk vuur, zonder stoplicht of pauze.
19. M3 Scout Car – 20.918
Pantserwagen
Verenigde Staten
Geproduceerd door: White Motor Company
De M3 Scout Car was een licht gepantserd verkenningsvoertuig van Amerikaanse makelij, ontworpen voor snelheid, mobiliteit en communicatie aan het front. Ontwikkeld door White Motor Company in de late jaren dertig, kwam het voertuig vanaf 1940 in groten getale in dienst bij het Amerikaanse leger en zijn bondgenoten.
De M3 had een open bovenkant, waardoor bemanning snel kon in- en uitstappen en uitstekend zicht had tijdens verkenningsmissies. Het voertuig bood ruimte aan zes tot acht manschappen, inclusief chauffeur en commandant. Voor verdediging kon hij worden uitgerust met een of meerdere machinegeweren, meestal een combinatie van .30 en .50 kaliber, gemonteerd op een ringbeugel.
Aangedreven door een 6-cilinder benzinemotor met 110 pk, kon de M3 een topsnelheid van circa 90 km/u halen op de weg — ongekend voor een gepantserd voertuig in die tijd. De aandrijving was op vier wielen, met goede prestaties op verharde wegen en redelijk in licht terrein. De bepantsering was dun (max. 13 mm), net genoeg om bescherming te bieden tegen scherfvuur en lichte wapens.
De M3 Scout Car werd gebruikt als verkenningsvoertuig, commandowagen, ambulance en artillerie-observatiepost. Hij was populair bij eenheden die snelheid en radiocommunicatie belangrijker vonden dan zware bescherming. Onder het Lend-Lease-programma werden duizenden exemplaren geleverd aan onder andere het Verenigd Koninkrijk, Sovjet-Unie, China en Frankrijk.
In totaal werden er meer dan 20.000 M3’s gebouwd. Hoewel hij in de loop van de oorlog werd vervangen door zwaardere pantserwagens zoals de M8 Greyhound, bleef de M3 dienstdoen in secundaire rollen tot ver na 1945 — zelfs bij sommige legers tot in de jaren ’60.
18. DUKW – 21.147
Amfibisch
Verenigde Staten
Geproduceerd door: GMC
De DUKW, uitgesproken als “Duck”, was een van de meest veelzijdige voertuigen die de geallieerden tijdens de Tweede Wereldoorlog tot hun beschikking hadden. Ontwikkeld in 1942 door General Motors, werd deze amfibische vrachtwagen ontworpen om een cruciale logistieke kloof te overbruggen: het vervoer van mensen en materieel van schip naar strand, en verder over land – zonder dat er aparte boten of kranen nodig waren.
Op het eerste gezicht lijkt de DUKW op een langgerekte vrachtwagen met zes wielen en een afgeronde, bootachtige romp. Maar onder die eenvoudige buitenkant schuilt een ingenieus ontwerp. De DUKW is gebaseerd op de vertrouwde GMC CCKW 2,5-tons truck, maar werd aangepast met een waterdichte romp, een roer, een schroef en een systeem waarmee de bestuurder tijdens het rijden de bandenspanning kan aanpassen aan het terrein. Daardoor kon het voertuig moeiteloos schakelen tussen wegen, zandstranden en waterwegen – een unicum voor die tijd.
De naam DUKW is geen bijnaam, maar een fabriekscode van General Motors: D staat voor het bouwjaar 1942, U betekent “utility” (hulpmiddel), K staat voor aandrijving op alle wielen (vierwielaandrijving of 6×6) en W duidt op een dubbele achteras (twee aangedreven achterassen).
Hoewel hij ongepantserd was en dus kwetsbaar in gevechtszones, maakte zijn inzetbaarheid hem onmisbaar. Hij kon tot 2,5 ton aan lading of ongeveer 25 soldaten vervoeren, en werd voorzien van een machinegeweer of licht kanon ter zelfverdediging. De DUKW maakte zijn gevechtsdebuut in Sicilië in 1943, maar zijn bekendheid verwierf hij tijdens D-Day in juni 1944. Daar, op de stranden van Normandië, speelden duizenden Ducks een sleutelrol in de aanvoer van munitie, voedsel, brandstof en troepen – vaak rechtstreeks vanaf vrachtschepen tot diep in het Franse binnenland.
Zijn inzet bleef niet beperkt tot Europa. Ook in de Pacific, bij de oversteek van rivieren zoals de Rijn, en zelfs in de naoorlogse periode tijdens natuurrampen en hulpoperaties, bewees de DUKW zijn waarde. In veel landen bleven deze voertuigen nog jarenlang in dienst, soms als reddingsvoertuig bij overstromingen, soms als toeristisch vervoermiddel bij stadsrondvaarten.
17. Sd.Kfz. 4 – 22.500
Half-Track
Duitsland
Geproduceerd door: Borgward en anderen
Terwijl de oorlog voortduurt en de strijd zich verplaatst naar de modderige vlaktes van het Oostfront, wordt het duidelijk dat gewone vrachtwagens niet meer voldoen. Het Duitse leger heeft een voertuig nodig dat zwaar kan laden, maar zich ook staande houdt in sneeuw, modder en puin. Zo ontstaat de Sd.Kfz. 4, ook bekend als de Gleisketten-Lastkraftwagen – een half-track vrachtwagen met indrukwekkend uithoudingsvermogen.
Gebaseerd op het chassis van de Opel Blitz 3-tonner, maar met rupsbanden achter in plaats van achterwielen, is de Sd.Kfz. 4 bedoeld om munitie, voorraden en artillerieonderdelen te vervoeren naar frontlinies waar andere voertuigen vastlopen. Hij behoudt de cabine en neus van een normale vrachtwagen, maar daarachter bevindt zich een open laadruimte, versterkt voor zware belading.
De Maybach HL42 benzinemotor van 100 pk zorgt voor een snelheid van ongeveer 40 km/u, wat voldoende is voor frontgebruik. Het voertuig is licht gepantserd aan de voorzijde, zodat de bemanning enige bescherming heeft tegen kogels en granaatscherven.
Maar het is de Sd.Kfz. 4/1 die de meeste indruk maakt: deze speciale versie wordt uitgerust met raketwerpers – de 15 cm Panzerwerfer 42 – een meervoudige lanceerinrichting met 10 buizen, gemonteerd op de laadbak. Daarmee verandert het voertuig in een mobiel raketartilleriesysteem, vergelijkbaar met de Sovjet Katyusha. Als het salvo losgaat, is het resultaat verwoestend – zowel fysiek als psychologisch.
De Sd.Kfz. 4/1 heeft ook een tweede rij raketten als reserve in het voertuig en een pantsering van ca. 8 mm. Hij wordt vooral ingezet vanaf 1943 aan het Oostfront en later in de verdedigingsgevechten in West-Europa.
16. Triumph 3TW – 25.000
Wikipedia
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Triumph
In de late jaren dertig zoekt het Britse leger naar moderne, lichte motorfietsen om berichten over te brengen, patrouilles uit te voeren en eenheden mobiel te ondersteunen. De bekende motorfabrikant Triumph ontwikkelt daarop een nieuw prototype: de 3TW, een 350cc viertakt-motorfiets gebaseerd op het civiele model 3H, maar speciaal aangepast voor militaire inzet.
De 3TW is robuust, met versterkte spatborden, een rechte militaire zitpositie en een enkelvoudige cilinder die betrouwbaarheid boven snelheid plaatst. Hij is bedoeld als alternatief voor de al populaire Norton 16H en BSA M20, met iets minder gewicht en meer wendbaarheid. De 3TW komt in 1940 in pre-productie, en zo’n 1.500 stuks worden gebouwd in de fabriek van Triumph in Coventry.
Maar dan slaat het noodlot toe.
Op 14 november 1940 bombarderen Duitse vliegtuigen de stad Coventry tijdens een van de hevigste luchtaanvallen van de Blitz. Daarbij wordt ook de Triumph-fabriek volledig vernietigd – inclusief alle gereedschappen, onderdelen en bijna de gehele voorraad 3TW-motoren. Van de ooit gebouwde motorfietsen blijven er slechts enkele gespaard. De productie wordt nooit hervat, omdat Triumph zijn inspanningen daarna op andere modellen richt.
Daarom is de Triumph 3TW vandaag de dag een zeldzaamheid. Slechts een handjevol exemplaren bestaat nog, en deze zijn vrijwel uitsluitend in handen van musea of verzamelaars.
15. American Indian 741 Scout – – 30.000
Verenigde Staten / Verenigd Koninkrijk / Sovjet Unie
Geproduceerd door: Indian
In 1941, terwijl de Verenigde Staten zich voorbereiden op deelname aan de Tweede Wereldoorlog, kijkt het Amerikaanse leger naar bestaande motormerken voor lichte, wendbare voertuigen die ingezet kunnen worden voor verkenning, communicatie en konvooibegeleiding. De Indian Motorcycle Company uit Springfield, Massachusetts, antwoordt met de Model 741 – een aangepaste versie van hun populaire civiele Scout.
De Indian 741 is uitgerust met een 500cc (30,50 cu in) V-twin zijklepper, goed voor ongeveer 15 pk. Hij is eenvoudiger dan de civiele Scouts, maar gebouwd voor het front: verstevigde spatborden, militaire canvas zadeltassen, een legerelektrisch systeem (6V), en oliebestendige lak in matte olijfgroen of zandkleur. De versnellingsbak met drie versnellingen wordt bediend via een tankversnelling met handschakel en voetkoppeling – een klassiek systeem.
Ondanks zijn relatief bescheiden motorinhoud is de 741 geliefd om zijn betrouwbaarheid, lage gewicht en wendbaarheid, vooral op ruig terrein en in tropische of stoffige omstandigheden. Hij wordt veel ingezet bij verbindingsdiensten, verkenningspatrouilles en militaire politie, en komt terecht in het Amerikaanse leger, het Britse Gemenebest (inclusief Canada, Australië en Nieuw-Zeeland), en zelfs het Franse leger.
Meer dan 35.000 Indian 741’s worden geproduceerd tussen 1941 en 1945, en veel daarvan overleven de oorlog. Na 1945 worden talloze exemplaren omgebouwd voor civiel gebruik of verkocht aan bondgenoten en burgers.
14. M4 Sherman – 49.000
Tank
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Diverse
De M4 Sherman was de beroemdste en meest geproduceerde Amerikaanse tank van de Tweede Wereldoorlog. Ontwikkeld in 1941 en vanaf 1942 massaal ingezet, werd hij het pantserhoofdwapen van de geallieerde legers, geliefd om zijn betrouwbaarheid, eenvoud in productie en onderhoud, en inzetbaarheid op vrijwel elk front — van Noord-Afrika tot de stranden van Normandië.
De Sherman werd aangedreven door verschillende motoren (afhankelijk van de variant), waaronder vliegtuigmotoren en dieselmotoren, met een topsnelheid van zo’n 40 km/u. De standaardbewapening bestond uit een 75 mm kanon, later vervangen door een 76 mm kanon of een 105 mm houwitser in specifieke varianten. Hij had daarnaast meerdere machinegeweren voor verdediging tegen infanterie en vliegtuigen.
Zijn bepantsering varieerde tussen de 30 en 75 mm, voldoende tegen licht vuur, maar kwetsbaar tegen de Duitse Panther en Tiger tanks. Daarom werd vaak gekozen voor tactische overmacht: snelheid, aantallen en samenwerking met infanterie en luchtondersteuning.
De grootste kracht van de Sherman lag in de massa: ruim 49.000 exemplaren werden gebouwd in talloze varianten (zoals de Firefly met een Brits 17-ponder kanon, of de DD-amfibische versie voor D-Day). Dankzij zijn degelijke techniek en eenvoudige training konden troepen er snel mee overweg.
De M4 Sherman was geen perfecte tank — hij was minder bepantserd en minder vuurkrachtig dan zijn Duitse tegenstanders — maar hij was wél op het juiste moment, in de juiste aantallen, met de juiste ondersteuning op het slagveld aanwezig.
13. Kübelwagen – 50.435
Personenvervoer
Duitsland
Geproduceerd door: Volkswagen en anderen
Opmerking: Inclusief varianten + M5
Wanneer de Wehrmacht zich eind jaren dertig voorbereidt op een moderne, mobiele oorlogvoering, is er behoefte aan een licht, betrouwbaar voertuig voor officieren, verkenners en verbindingstroepen. Ferdinand Porsche, die al eerder meewerkte aan de ontwikkeling van de Volkswagen Kever, krijgt de opdracht om een militair model te ontwerpen. Het resultaat is de VW Typ 82 Kübelwagen – letterlijk een “kuipwagen”, genoemd naar de kuipstoelen die inzittenden op hun plek moesten houden in het open voertuig.
Gebouwd op het chassis en de techniek van de Volkswagen Kever, beschikt de Kübelwagen over een luchtgekoelde 1.1-liter boxermotor van zo’n 25 pk. Met een gewicht van slechts 550 kg is hij licht genoeg om over zand, modder en sneeuw te rijden – ook zonder vierwielaandrijving. Een sperdifferentieel, hoge bodemvrijheid en eenvoudige constructie maken hem verrassend capabel in het veld.
Vanaf 1940 rijdt de Kübelwagen aan alle fronten mee: in de woestijnen van Noord-Afrika, op de bevroren wegen van Rusland, en in de bossen van Frankrijk. Hij wordt gebruikt als:
- verbindingsvoertuig,
- stafwagen,
- verkenningsvoertuig,
- en zelfs als lichte ambulance.
Hoewel hij geen pantser of bewapening heeft, is hij geliefd bij Duitse troepen vanwege zijn betrouwbaarheid, lage brandstofverbruik en het gemak van onderhoud. De open bovenkant maakt communicatie en instappen eenvoudig, terwijl het canvas dak bescherming biedt tegen regen en zon.
Er worden tijdens de oorlog meer dan 50.000 Kübelwagens geproduceerd. Na de oorlog inspireert het ontwerp talloze voertuigen, en zelfs Volkswagen brengt in de jaren 60 een civiele versie uit: de VW 181 “Thing”.
12. M3 Half-track – 54.000
Half-Track
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Diverse
Opmerking: White Motor Company.
Als de Verenigde Staten zich voorbereiden op massale inzet in Europa en de Pacific, hebben ze een voertuig nodig dat troepen snel en veilig over moeilijk terrein kan vervoeren. Geen volledig gepantserde tank, maar ook geen kwetsbare vrachtwagen. De oplossing is slim en simpel: de M3 Half-track – een voertuig met wielen vooraan en rupsbanden achteraan.
Vanaf 1941 wordt de M3 in productie genomen. Zijn ontwerp combineert het stuurcomfort van een truck met de terreinvaardigheid van een rupsvoertuig. Hij heeft een benzinemotor, een maximale snelheid van 70 km/u, en plaats voor 10 tot 12 soldaten, plus chauffeur en bijrijder. De open bovenkant maakt snelle in- en uitstap mogelijk, ideaal voor snelle aanvallen of dekking zoeken.
Het voertuig heeft een pantserbeplating van 6 tot 13 mm, genoeg om bescherming te bieden tegen kogels en granaatscherven. De M3 is meestal bewapend met een .50 cal Browning-machinegeweer en soms meerdere .30 cal’s, gemonteerd op een ringaffuit boven de cabine. Deze vuurkracht is voldoende om vijandelijke infanterie en lichte voertuigen te onderdrukken.
De veelzijdigheid van de M3 maakt hem onmisbaar. Hij wordt gebruikt als:
- Troepentransporter
- Luchtafweerplatform (met vier .50’s als “Quad .50” AA-versie)
- Ambulance
- Commando- en communicatievoertuig
- Mortierdrager of tankjager (zoals de M3 GMC met 75 mm kanon)
Hij wordt op grote schaal ingezet in Noord-Afrika, Italië, Frankrijk, Duitsland, de Stille Oceaan, en blijft zelfs in gebruik tijdens de Koreaanse Oorlog. Meer dan 40.000 stuks worden gebouwd, ook door International Harvester en White Motor Company.
Na de oorlog blijft hij nog jarenlang in dienst bij bondgenoten van de VS, waaronder Israël, Frankrijk, en vele Latijns-Amerikaanse landen.
11. GAZ M1 ‘Emka’ – 62.888
Personenvervoer
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Gorky Automobile Plant (GAZ)
In het Sovjetleven van de jaren dertig is luxe zeldzaam, maar mobiliteit is noodzakelijk. De staatsfabriek GAZ (Gorkovski Avtomobilny Zavod) ontwikkelt in 1936 een nieuwe personenwagen op basis van de Amerikaanse Ford Model B, in licentie gebouwd. Het resultaat: de GAZ M1, bijgenaamd ‘Emka’ – een elegante, robuuste sedan die binnen enkele jaren uitgroeit tot een symbool van Sovjet macht én mobiliteit.
De Emka ziet eruit als een typische jaren-30 sedan: vier deuren, ronde spatborden, een lange motorkap. Maar onder die gestroomlijnde carrosserie schuilt pure eenvoud en kracht. De auto wordt aangedreven door een 3,3-liter 4-cilinder benzinemotor met 50 pk, goed voor een topsnelheid van zo’n 105 km/u – meer dan voldoende op de Russische wegen van die tijd.
Wat de GAZ M1 uniek maakt, is zijn versterkte onderstel en hoge bodemvrijheid, waardoor hij uitstekend geschikt is voor onverharde, modderige of besneeuwde wegen. Hij is gebouwd voor de ruige Sovjetomstandigheden – geen luxe, maar wel betrouwbaar, stevig, en relatief makkelijk te repareren.
Tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog (1941–1945) wordt de Emka massaal gebruikt door het leger als:
- stafwagen voor officieren en generaals,
- verbindingsvoertuig,
- ambulancebasis,
- en zelfs als lichte transportwagen.
Op de achtergrond van foto’s met maarschalken, politieke commissarissen of oorlogsjournalisten zie je vaak een zwarte Emka, stoffig, maar nog altijd rijdend.
In totaal worden er van 1936 tot 1943 meer dan 62.000 exemplaren geproduceerd. De auto blijft tot in de jaren 50 dienstdoen
10. Matchless G3 en G3L – 80.000
Motor
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Matchless
De Matchless G3 was een Britse militaire motorfiets die tijdens de Tweede Wereldoorlog symbool stond voor mobiliteit, eenvoud en robuustheid. Gebouwd door Associated Motor Cycles (AMC), werd de G3 al in de jaren ’30 ontworpen, maar in militaire dienst aangepast tot de G3/L (“Lightweight”), een lichtere en vereenvoudigde versie die beter geschikt was voor het front.
De G3 had een 350 cc eencilinder viertaktmotor, luchtgekoeld en met een maximumsnelheid van ongeveer 70 km/u. Hij werd gestart met een kickstarter en had een handgeschakelde vierversnellingsbak. De motor was eenvoudig te onderhouden en kon tegen een stootje — belangrijk in modderige of stoffige omstandigheden van veldtochten.
Wat de G3/L onderscheidde, was de introductie van de telefork-voorvering, een moderne vering die betere controle en comfort bood op ruw terrein — een primeur voor Britse militaire motorfietsen. De achtervering bleef vast, maar het rijcomfort was voor zijn tijd uitstekend.
De Matchless G3 werd ingezet voor verkenning, koeriersdiensten, militaire politie en als verbindingsmiddel tussen commandoposten. In totaal werden er tijdens de oorlog meer dan 80.000 exemplaren geproduceerd, vaak samen met het zustermodel AJS 16, dat vrijwel identiek was.
Na de oorlog bleef de G3 nog jarenlang in gebruik bij het Britse leger en bij verschillende landen binnen het Gemenebest. Veel motoren vonden na de oorlog een tweede leven bij burgers of verzamelingen.
9. T‑34 – 84.000
Tank
Sovjet-Unie
Geproduceerd door: Diverse
Opmerking: Alle varianten
Toen op 22 juni 1941 de Duitse Wehrmacht met Operatie Barbarossa de Sovjet-Unie binnenviel, dacht men met gemak het Rode Leger te kunnen breken. Maar tussen de duizenden oude, licht bewapende Sovjettanks bevond zich een nieuw, gevaarlijk silhouet: de T‑34. Hij had afgeschuind pantser, brede rupsbanden, een krachtig 76,2 mm kanon, en hij was snel. Te snel en te sterk voor de Duitse Panzer III en IV.
De T‑34 Model 1940 werd ontwikkeld door de ontwerpers van de Kharkiv Locomotief Fabriek (KhPZ). Zijn grootste doorbraak was het schuine pantser: in plaats van dikke verticale platen kreeg de T‑34 schuin geplaatste beplating, die effectief dunner vuur afketste en de overlevingskansen drastisch verhoogde. Zijn dieselmotor van 500 pk, in combinatie met brede rupsbanden, maakte hem uiterst geschikt voor de modderige en besneeuwde slagvelden van het oostfront.
De eerste versies waren bewapend met een 76,2 mm F-34-kanon, later opgevolgd door de T‑34/85 – met een 85 mm kanon en dikkere koepel – als antwoord op de Duitse Panther en Tiger.
De tank was eenvoudig te produceren, met een lasnaad waar nodig, klinknagels waar mogelijk, en een minimum aan onderdelen. Hierdoor konden Sovjetfabrieken honderden T‑34’s per maand afleveren, zelfs onder vuur, zelfs onder barre omstandigheden. En zo overspoelde het Rode Leger het front: wat de Duitse tanks in kwaliteit hadden, compenseerde de Sovjet-Unie met kwantiteit én robuustheid.
De T‑34 vocht in elke grote slag aan het oostfront: Moskou, Stalingrad, Koersk, Berlijn. Bij Koersk (juli 1943) – de grootste tankslag in de geschiedenis – speelden duizenden T‑34’s een beslissende rol in het stoppen van Hitlers opmars.
8. Harley-Davidson WLA – 84.878
Motor
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Harley-Davidson
Opmerking: 84.878 tot 88.000 geproduceerd
De Harley-Davidson WLA was een Amerikaanse militaire motorfiets die tijdens de Tweede Wereldoorlog in grote aantallen werd ingezet en geproduceerd tussen 1940 en 1945. Het voertuig kreeg de bijnaam “The Liberator”, omdat het vaak werd geassocieerd met de bevrijding van Europa door Amerikaanse troepen. Gebaseerd op het civiele WL-model, werd de WLA aangepast voor militair gebruik met onder andere verstevigde spatborden, een canvas zadeltas, een wapendrager en een oliebad-luchtfilter voor stofrijke omgevingen.
De motor had een 45 kubieke inch (750cc) V-twin motorblok en een topsnelheid van ongeveer 100 km/u, geschikt voor verkenning, communicatie en escorte van colonnes. De WLA werd meestal bereden door militaire politie, ordonnansen (koeriers) en verkenningseenheden. Dankzij het relatief lichte gewicht en de wendbaarheid kon de motor makkelijk door vernielde steden, modderige wegen of smalle dorpsstraten navigeren, waar grotere voertuigen vastliepen.
Harley-Davidson leverde niet alleen aan het Amerikaanse leger, maar ook aan bondgenoten via het Lend-Lease-programma — duizenden WLA’s belandden zo in Canada, het Verenigd Koninkrijk en zelfs de Sovjet-Unie. Na de oorlog kwamen veel van deze motorfietsen op de civiele markt terecht, waar ze populair werden bij veteranen en later bij custombouwers en liefhebbers van klassieke motoren.
7. Universal / Bren Carrier – 113.000
Pantserwagen
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: Vickers-Armstrong
Opmerking: Vickers-Armstrong en anderen
- In de jaren dertig zoekt het Britse leger naar een licht, gepantserd voertuig dat flexibel inzetbaar is: als verkenningsvoertuig, wapendrager, verbindingsmiddel of zelfs als ambulance. Het resultaat is de Universal Carrier – een compact voertuig op rupsbanden met een open bovenzijde en minimale bepantsering, ontworpen voor snelheid en aanpasbaarheid.
De meest herkenbare variant draagt een Bren-machinegeweer als hoofdwapen, gemonteerd aan de voorzijde of zijkant. Zo ontstaat de bijnaam “Bren Carrier”, al werd het voertuig in tientallen varianten gebouwd met elk hun eigen functie.
Aangedreven door een Ford V8-benzinemotor met 85 pk, kan de carrier snelheden tot 50 km/u bereiken – zeer vlot voor een gepantserd voertuig. Hij weegt slechts zo’n 3,7 ton, heeft een bemanning van 3 tot 5 man, en een pantser van 6 tot 12 mm: genoeg om te beschermen tegen klein kaliber vuur en granaatscherven.
De Universal Carrier wordt in vrijwel elk gevechtstheater ingezet:
- In de woestijn van Noord-Afrika als verkenner en wapendrager.
- In Italië en Frankrijk als transportmiddel voor munitie, mortieren en manschappen.
- In de jungle van Birma als licht voertuig voor infanteriebewegingen.
- In Nederland en Duitsland bij bruggenhoofden en oprukkende infanterie.
Er bestaan varianten met mortieren, vlammenwerpers, antitankwapens, radioapparatuur of zelfs gewoon als bevoorradingskarretje. Door zijn eenvoudige constructie en brede inzetbaarheid worden er tijdens de oorlog meer dan 100.000 exemplaren gebouwd in het Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.
6. BSA M20 – 126.000
Motor
Verenigd Koninkrijk
Geproduceerd door: BSA
Toen de oorlogsdreiging eind jaren ’30 toenam, zocht het Britse leger naar een robuuste, betrouwbare motorfiets voor verbinding, verkenning en escorte. De keuze viel op de BSA M20, een zijklepmotor van 500 cc, gebouwd door Birmingham Small Arms Company (BSA) – een fabrikant met een lange geschiedenis in wapens én motoren.
De M20 was geen racemachine. De eencilinder viertaktmotor leverde slechts zo’n 13 pk, goed voor een topsnelheid van circa 70 km/u. Maar dat was precies de bedoeling: betrouwbaarheid boven snelheid. De M20 kon wekenlang blijven rijden onder zware omstandigheden, met minimale verzorging en eenvoudige veldreparaties.
Het ontwerp was klassiek Brits: trommelremmen, stalen spatborden, een zadel met veren, handversnelling en voetkoppeling, en vaak uitgerust met canvas zadeltassen, legerspiegels en een groen of zandkleurig militaire laklaag.
De BSA M20 werd ingezet als:
- verbindingsmotor: voor het snel overbrengen van bevelen,
- escortevoertuig: voor colonnes en VIP-vervoer,
- verkenningsmotor: vooral bij militaire politie en verkenningseenheden,
- ordonnansfiets: voor koeriers en veldpost.
Tijdens de oorlog werden er meer dan 126.000 M20’s geproduceerd, en ze reden letterlijk overal:
- In Noord-Afrika, waar ze hun betrouwbaarheid bewezen in hitte en zand.
- In Italië, waar ze door modderige heuvelwegen manoeuvreerden.
- In Normandië en West-Europa, als onderdeel van geallieerde opmarscolonne.
Zelfs na de oorlog bleven veel M20’s in gebruik bij het Britse leger, of werden verkocht aan bondgenoten en civiele gebruikers.
5. Chevrolet G506 1‑ton truck – 154.204
Vrachtwagen
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Chevrolet
De Chevrolet G506 was een Amerikaanse 2½-ton 4×4 militaire vrachtwagen, gebouwd in de jaren 1940 voor het Amerikaanse leger. Hij vormde samen met zijn neef de GMC CCKW de ruggengraat van het geallieerde logistieke systeem in de Tweede Wereldoorlog. De G506 was kleiner dan de GMC “Deuce and a Half”, maar robuust, veelzijdig en massaal inzetbaar in allerlei rollen.
Aangedreven door een Chevrolet 235-ci (3.9L) zescilinder benzinemotor, leverde de G506 rond de 83 pk en had hij een topsnelheid van ongeveer 72 km/u. Zijn vierwielaandrijving, handmatige versnellingsbak en eenvoudige mechaniek maakten hem ideaal voor ruw terrein en onderhoud in het veld.
Er werden tussen 1940 en 1945 ruim 150.000 exemplaren gebouwd in verschillende uitvoeringen:
- Troepentransport (met canvas huif)
- Vrachtwagen met laadbak
- Ambulance
- Radiowagen
- Werkplaatsvoertuig
- Trekker voor lichte artillerie
De G506 werd geleverd via het Lend-Lease-programma aan bondgenoten zoals de Sovjet-Unie, waar hij zeer werd gewaardeerd vanwege zijn betrouwbaarheid en off-roadcapaciteiten. Ook na de oorlog bleef hij nog lang in gebruik in legers en bij civiele diensten.
4. CMP truck – 335.000
Vrachtwagen
Canada
Geproduceerd door: Ford en GM
Opmerking: CMP = Canadian Military Pattern trucks (Ford & GM-Canada)
De CMP truck — voluit Canadian Military Pattern truck — was een robuust en veelzijdig Canadees militair voertuig dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in enorme aantallen werd geproduceerd voor de geallieerde legers, vooral voor het Britse Gemenebest. Ontworpen volgens Britse specificaties maar grotendeels gebouwd in Canada, was de CMP hét standaardtransportvoertuig van onder meer Canadese, Britse, Australische, Nieuw-Zeelandse en Indiase troepen.
De trucks kwamen in allerlei uitvoeringen: met 4×2 of 4×4 aandrijving, met open of gesloten cabines, als troepentransport, veldkeuken, ambulance, werkplaatswagen, artillerietrekker of radiowagen. Wat ze gemeen hadden was hun karakteristieke, hoekige cab forward-ontwerp — met de motor deels onder de cabine — waardoor het voertuig kort en wendbaar bleef ondanks een groot laadvermogen.
Onder de motorkap zat meestal een betrouwbare Chevrolet of Ford V8-benzinemotor, afhankelijk van de fabrikant. Er werden meer dan 400.000 CMP-voertuigen gebouwd tussen 1940 en 1945, wat van Canada de op drie na grootste voertuigproducent van de oorlog maakte.
CMP’s werden wereldwijd ingezet: van de duinen van El Alamein tot de jungle van Birma, en van D-Day in Normandië tot het bevroren front in Italië. Door hun eenvoud, sterke chassis en aanpasbaarheid bleven ze vaak nog lang na de oorlog in gebruik, ook bij civiele diensten of bij legers van voormalige koloniën.
3. Opel Blitz – 347.490
Vrachtwagen
Duitsland
Geproduceerd door: Opel
De Opel Blitz was dé standaardvrachtwagen van het Duitse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog en werd een onmisbaar onderdeel van de Duitse oorlogsvoering. De Blitz was aanwezig op vrijwel elk front, van de Russische steppe tot de stoffige wegen van Noord-Afrika. De vrachtwagen had een laadvermogen van 3 ton en werd aangedreven door een betrouwbare 3,6 liter zescilinder benzinemotor, goed voor zo’n 75 pk. Dit gaf hem een topsnelheid van ongeveer 80 km/u, voldoende voor snel troepen- en materieelvervoer.
De veelzijdigheid van de Opel Blitz maakte hem bijzonder geliefd bij de Wehrmacht. Hij werd gebruikt voor het vervoeren van infanterie, het bevoorraden van voorposten, als mobiele werkplaats, als ambulance en zelfs als radiowagen of commandopost. Op de foto is goed te zien hoe Duitse soldaten achterin zitten, beschermd door een canvas dekzeil tegen stof en zon – een herkenbaar beeld uit de veldtochten van de jaren veertig.
Hoewel de Blitz bekendstond om zijn degelijkheid en eenvoud in onderhoud, had hij moeite in extreem terrein, vooral in de Russische modder en sneeuw. Vierwielaangedreven varianten waren schaars, waardoor de mobiliteit soms beperkt was. Toch bleef het voertuig tot het einde van de oorlog een ruggengraat van de Duitse logistiek.
Na de oorlog werden overgebleven voertuigen door geallieerde troepen en civiele organisaties gebruikt, en later begon Opel – onder toezicht van de geallieerden – met een aangepaste productie. De Opel Blitz werd daarmee niet alleen een symbool van militaire efficiëntie, maar ook van de wederopbouw die daarop volgde.
2. Dodge WC (0.75–1 ton) – 393.500
Vrachtwagen
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Dodge
Het werkpaard van de geallieerden
De Dodge WC-serie, vaak simpelweg aangeduid als Dodge W, was een reeks lichte militaire voertuigen die tussen 1941 en 1945 werd geproduceerd door Dodge (toen onderdeel van Chrysler) voor het Amerikaanse leger. Het is éénn van de meest veelzijdige voertuigen van de Tweede Wereldoorlog.
De Dodge WC-voertuigen waren vierwielaangedreven, uitgerust met een betrouwbare 6-cilinder benzinemotor en ontworpen om circa ¾ ton aan lading te vervoeren. Ze waren eenvoudig te onderhouden, robuust gebouwd en presteerden goed op moeilijk terrein. Verschillende varianten werden ontwikkeld, elk aangepast aan een specifieke taak, met of zonder lier, met canvas dak of stalen cabine.
Veelzijdig inzetbaar aan het front
De Dodge WC was een echte alleskunner. De WC-51 en WC-52 werden veel ingezet voor troepentransport, waarbij infanterie-eenheden snel over het slagveld konden worden verplaatst. Daarnaast vervoerden deze voertuigen munitie, voedsel en brandstof, vaak tot vlak achter de frontlinie.
Een bekende variant was de WC-54 ambulance, ontworpen voor het snel afvoeren van gewonden vanaf het slagveld. Deze kon meerdere liggende of zittende patiënten vervoeren. Andere modellen, zoals de WC-56 en WC-57, functioneerden als commandowagens, uitgerust met radio’s, kaarten en extra communicatiemiddelen voor bevelhebbers.
Sommige Dodge WC’s werden ook omgebouwd tot wapendragers, voorzien van zware machinegeweren of mortieren voor mobiele vuursteun.
Actief tijdens D-Day en andere veldslagen
De Dodge WC-serie speelde een cruciale rol bij de landing in Normandië op D-Day op 6 juni 1944. Ze waren onder de eerste voertuigen die vanuit de landingsvaartuigen op de stranden verschenen en werden gebruikt om een constante stroom aan troepen en materiaal van de kust naar het binnenland te vervoeren.
Lang dienstverband na de oorlog
Na de oorlog bleven veel Dodge WC-voertuigen in gebruik. Ze werden opgenomen in de inventaris van Europese legers zoals het Nederlandse, Belgische en Franse leger. Door hun betrouwbaarheid bleven ze nog jaren operationeel in militaire dienst.
Daarnaast vonden talloze Dodge WC’s hun weg naar de civiele sector, waar ze werden gebruikt in de bosbouw, landbouw, brandweer, hulpdiensten en door technische diensten. Hun robuustheid maakte ze ideaal voor zwaar terreinwerk.
1. Jeep – 640.000
Jeep
Verenigde Staten
Geproduceerd door: Willys en Ford
Opmerking: 363.000 Willys en 280.0000 Ford
De Jeep was een van de meest iconische en veelzijdige voertuigen van de Tweede Wereldoorlog. Officieel aangeduid als de Willys MB of Ford GPW, was het een licht, vierwielaangedreven terreinvoertuig dat door de Amerikaanse strijdkrachten en hun geallieerde partners op grote schaal werd ingezet.
De Jeep werd in 1940 in recordtempo ontwikkeld als antwoord op een vraag van het Amerikaanse leger naar een licht verkenningsvoertuig. Twee producenten speelden een hoofdrol:
Willys-Overland: leverde het ontwerp dat werd gekozen als standaard
Ford: produceerde een vrijwel identieke variant (de GPW) onder licentie
Samen bouwden ze meer dan 640.000 Jeeps tijdens de oorlog.
De Jeep werd op vrijwel elk front ingezet en vervulde een indrukwekkend scala aan taken:
- Verkenningsvoertuig voor infanterie- en verkenningseenheden
- Licht transportmiddel voor personeel, wapens, munitie en radioapparatuur
- Ambulance – kon gewonden vervoeren met brancards bevestigd aan het chassis
- Commandovoertuig – voor officieren en verbindingstroepen
- Luchtafweerplatform – soms uitgerust met lichte machinegeweren
- Trekker – voor lichte artillerie of aanhangwagens
De Jeep is geroemd om zijn betrouwbaarheid, wendbaarheid en terreinvaardigheid. Zijn eenvoudige constructie maakte hem gemakkelijk te onderhouden in het veld.
Naast de VS werd de Jeep via het Lend-Lease-programma ook geleverd aan:
- Groot-Brittannië
- Sovjet-Unie
- China
- Vrije Franse strijdkrachten
Ook na de oorlog bleef de Jeep een standaardvoertuig voor legers wereldwijd, en vormde hij de basis voor civiele modellen en latere militaire varianten.
De Jeep werd al snel een symbool van geallieerde mobiliteit en efficiëntie. Zijn rol in de overwinning op de asmogendheden wordt vaak genoemd in één adem met de Sherman-tank en de Douglas C-47 transportvliegtuigen.
Generaal Eisenhower noemde de Jeep, naast het vliegtuig en het landingsvaartuig, een van de drie wapens die de oorlog wonnen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!