Klaas Bruinsma

(Amsterdam, 6 oktober 1953 – Amsterdam, 27 juni 1991)

Bijnamen: De Lange, vanwege zijn lengte, Lange Frans, vanwege zijn lengte en zijn zelf gebruikte schuil naam Frans van Arkel en De Dominee vanwege het feit dat hij graag in het zwart gekleed ging.

Drugsbaron Klaas Bruinsma valt in 1991 ten prooi aan een liquidatie op de parkeerplaats van het Amsterdamse Hiltonhotel. Zijn organisatie heeft in de jaren tachtig van de vorige eeuw banden met zeker tien liquidaties in het criminele circuit. Hij draagt de titel ‘De eerste godfather van de georganiseerde misdaad in Nederland’ vanwege de uitgebreide organisatie die hij rondom de drugshandel opbouwt.

Klaas Bruinsma: jeugd

Bruinsma ziet het levenslicht in de Amsterdamse Holbeinstraat als tweede kind van Anton Bruinsma en de Britse Gwen Kelly. Hij volgt kleuteronderwijs aan ‘de Blauwe Reiger’ in Amsterdam Oud-Zuid en stroomt daarna door naar de Spartaschool, eveneens in Oud-Zuid.

In 1964 verhuist de familie Bruinsma naar Blaricum. Klaas groeit grotendeels op onder de hoede van Fokje, de huishoudster van zijn vader. Zijn moeder vertrekt eind jaren vijftig naar Groot-Brittannië na een scheiding, waardoor Klaas op zevenjarige leeftijd zonder haar verder moet.

Bruinsma’s vader is oprichter en directeur van de frisdrankfabriek Raak. Op zondag zet hij zijn vier kinderen aan het werk in de fabriek om flessen schoon te maken. Vader Bruinsma staat bekend als het tegenovergestelde van een liefdevolle echtgenoot en vader. Klaas Bruinsma verklaart later aan zijn psychiater dat de fysieke en psychische mishandelingen door zijn vader diepe geestelijke littekens bij hem achterlaten.

Bruinsma in de drugshandel

Op de middelbare school experimenteert Bruinsma met hasj en begint later met de verkoop ervan. Op zijn zestiende, in 1970, vindt zijn eerste aanhouding plaats. Hij komt weg met een waarschuwing, maar later volgt definitieve verwijdering van school. In 1974 besluit hij zich volledig op de drugshandel te richten. De verkoop verloopt via Thea Moear, die later zijn zakenpartner wordt.

In 1976 ontvangt Bruinsma een veroordeling en verandert na zijn vrijlating in 1977 zijn identiteit in Frans van Arkel, bijgenaamd Lange Frans. Samen met Moear bouwt hij een criminele organisatie op. In 1978 sluit Etienne Urka zich aan, en kickbokser André Brilleman wordt zijn lijfwacht.

Eind 1979 volgt een veroordeling voor het organiseren van een groot hasjtransport uit Pakistan. Na zijn vrijlating breidt Bruinsma zijn organisatie flink uit en levert hij aan Duitsland, België, Frankrijk en Scandinavië.

In 1983 raakt hij verwikkeld in een vuurgevecht na een conflict over gestolen hasjvoorraden. Hij schiet enkele tegenstanders neer en raakt zelf ook gewond. Een jaar later volgt een veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf, in hoger beroep teruggebracht tot drie jaar. Zijn vader bezoekt hem in de gevangenis en overlijdt enkele maanden later aan kanker.

Klaas Bruinsma: de grootste drugshandelaar van Europa

Na zijn vrijlating in 1987 neemt Bruinsma zijn intrek in hotels en reorganiseert hij zijn criminele organisatie. Hij breidt hij zijn activiteiten uit naar hotels, casino’s, gokken, bordelen en andere ‘legitieme’ vormen van zakendoen. Etienne Urka vervangt Moear, Roy Adkins krijgt de leiding over de drugsdivisie. Een aparte tak voor gokautomaten ontstaat onder leiding van Sam Klepper en John Mieremet.

Tegen het einde van de jaren ’80 is Bruinsma de grootste drugshandelaar in de Europese geschiedenis. Zijn organisatie genereert ongeveer een miljoen Nederlandse gulden per dag. Gezien zijn grote succes overweegt Bruinsma met pensioen te gaan om zich te wijden aan zijn passie en hobby: zeilen.

Het einde van Roy Adkins

In 1988 vestigt Roy Francis Adkins (Hammersmith, Londen, 4 oktober 1947 – Amsterdam, 28 september 1990) zich definitief in Amsterdam, omdat de Britse douane hem op het spoor is. Adkins staat bekend om zijn opvliegende karakter en zijn fysieke imposante en sterke karakter en was jarenlang een gevreesde figuur. Hij brengt die divisie op internationaal niveau. Roy zeilt regelmatig wedstrijden met zijn ‘Mistress’ in Breskens. Daar trekt hij vaak op met Klaas Bruinsma.

Na inbeslagname door de politie van 45.000 kg hasj bekoelt de relatie tussen Bruinsma en Adkins. Hij is ook betrokken in 1990 bij een gevecht en schietpartij met Bruinsma in de beroemde Amsterdamse nachtclub/bordeel Yab Yum. Niemand raakt gewond en niemand spreekt met de politie.

Zijn weigering om zich over te geven of toe te geven aan Bruinsma geldt algemeen als directe aanleiding tot zijn moord. Op 28 september 1990 bevindt Adkins zich met twee Colombiaanse mannen in het American Hotel in Amsterdam. Volgens zijn voormalige handlanger, Sam O’Neil, smokkelt Adkins gestolen smaragden door Nederland voor een groep Colombianen. Eén zending raakt echter zoek. O’Neil ziet Adkins in de Nightwatch-bar van het American Hotel, maar Adkins geeft aan dat O’Neil moet opkrassen. Enige tijd later die avond wordt Adkins doodgeschoten.

Het einde van André Brilleman

Zijn lijfwacht André Brilleman wordt op gruwelijke wijze vermoord in opdracht van Bruinsma. Dit gebeurt nadat Brilleman hem zou hebben opgelicht met een geënsceneerde nep-liquidatie van concurrerende hasjhandelaar Hugo Ferrol. Zijn lichaam wordt ingegoten in een vat beton en in de Waal gegooid.

Moorden in opdracht Bruinsma en de bekentenissen van Thea Moear

Moear vertelt in het 2000 in haar boek ‘De Godmother’ van Parool-journalist Bart Middelburg dat de slachtoffers hun gewelddadige einde over zichzelf hebben afgeroepen. ‘Je kwam heus niet zomaar op dat lijstje, dan moest er echt wel wat gebeurd zijn.’ De liquidaties waren volgens haar bovendien ‘echt pure noodzaak.’

Moear vertelt op dat Adkins is doodgeschoten omdat hij zelf uit zou zijn op het leven van Bruinsma. Alexander Marianovic en André Brilleman zijn vermoord vanwege oplichting van Bruinsma.

Het einde van Klaas Bruinsma

Bruinsma overweegt zoals gezegd zich terug te trekken uit het criminele milieu, maar wil nog één grote slag slaan: de import van 45.000 kilo zwarte Pakistaanse hasj met een straatwaarde van ruim 400 miljoen gulden. Binnen zijn netwerk krijgt deze lading de bijnaam ‘de grote berg’.

Op 24 februari 1990 ontdekt het regionale politieteam Dordrecht de partij in Leusden. Volgens zijn toenmalige lijfwacht Geurt Roos is dat geen verrassing: ‘(..) D’r was zo gruwelijk veel over geluld, dat zo ongeveer half Nederland wist dat er iets aan zat te komen en dus de politie ook.’

Vanaf dat moment gaat het bergafwaarts met Bruinsma. Zijn cocaïnegebruik neemt toe en hij smeedt plannen om andere Nederlandse criminelen af te persen. Zijn gedrag wordt steeds agressiever en psychische problemen nemen de overhand. Uiteindelijk neemt Etienne Urka de leiding van de organisatie over.

Overlijden van Bruinsma

In de nacht van 27 juni 1991 escaleert een woordenwisseling voor het Amsterdamse Hilton Hotel tussen Bruinsma en Martin Hoogland, een ex-politieman die voor de Joegoslavische maffia werkt. Rond vier uur ’s ochtends schiet Hoogland Bruinsma voor het hotel dood. Vier kogels treffen hem in borst en voorhoofd.

Of het een door cocaïnegebruik uit de hand gelopen ruzie betreft of een geplande liquidatie, blijft onduidelijk. Bruinsma’s concurrent Johan Verhoek, bekend als ‘De Hakkelaar’, zou mogelijk de opdracht hebben gegeven.

Op 18 maart 2004 wordt Hoogland zelf op straat doodgeschoten. Hij ontkent altijd de moord op Bruinsma en wordt vooral veroordeeld op basis van een verklaring van kroongetuige Steve Brown. Volgens misdaadjournalist Bas van Hout zou niet Hoogland, maar Branco Marianovic Bruinsma hebben doodgeschoten uit wraak voor de moord op zijn broer Alexander Marianovic.

Bruinsma en boten

Bruinsma is, net als zijn vader, een fanatieke zeiler. Zijn voorkeur gaat uit naar historische schepen, waarvan hij er twee bezit: de ‘Neeltje Jacoba’ en de ‘Insulinde.’ Beide zijn zelfrichtende motor-reddingsboten die door hun constructie na omslaan weer overeind komen. Deze schepen zijn tussen 1926 en 1929 gebouwd door de werf Gebroeders Niestern in Delfzijl.

Een derde boot in Bruinsma’s bezit is de ‘Amsterdamed’, een 12-meter ‘One Tonne’, waarmee hij deelneemt aan prestigieuze zeilwedstrijden zoals de ‘Admiral’s Cup’ en de ‘One Ton Cup’.

Na de dood van Bruinsma

Na Bruinsma’s dood legt de belastingdienst beslag op de ‘Neeltje Jacoba’, die Bruinsma destijds voor 300.000 gulden kocht. De ‘Insulinde’ komt in bezit van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam en later van het Nationaal Reddingmuseum Dorus Rijkers.

De locatie van de ‘Amsterdamed’ blijft onzeker. Bruinsma onderbracht zijn schepen in stichtingen waarin hij zelf een bestuursfunctie had, zodat hij gebruik kon maken van de boten zonder zijn naam eraan te verbinden. Dit moest beslaglegging door de fiscus voorkomen. Na zijn dood mislukt deze constructie voor de ‘Neeltje Jacoba’.

De ‘Amsterdamed’ wordt eerder door de stichting en Bruinsma zelf doorverkocht. Bruinsma had een deel van zijn bezit ondergebracht in stichtingen en liet geen testament na. Zijn broers en zus weigeren de erfenis; zijn moeder accepteert deze onder het voorrecht van boedelbeschrijving.