Meest gebruikte Spaanse woorden - De top 100
, , , ,

Meest gebruikte Spaanse woorden – De top 100

Meest gebruikte Spaanse woorden – De top 100

Hier een aardig overzicht van de meest gebruikte woorden in de Spaanse taal. De 80 / 20 regel, het zgn. Pareto-principe, wil zeggen 80 procent van de uitkomsten worden veroorzaakt door 20% van de oorzaken. Zo kan in een schoolklas 20 procent van de kinderen 80 procent van het lawaai veroorzaken, terwijl in de chemische industrie procent van de processen procent van de uitstoot veroorzaakt.

Voor taal gaat dit ook deels op. Met kennis van nog geen 20 procent van alle belangrijke woorden kun je voor 80 procent je verstaanbaar maken. Zier de de veel gebruikte woorden in het Spaans.


Lees hier ->>> meer over Spanje op deze website…


Meest gebruikte Spaanse woorden – De top 100

De oorsprong van de Spaanse taal ligt in Spanje, maar de meeste moedertaalsprekers zijn tegenwoordig in Latijns-Amerika te vinden.

In Spanje zelf worden naast de regionale varianten van het Spaans ook nog andere Romaanse talen gesproken: Galicisch, Catalaans, Astur-Leonees, Aragonees en Aranees. Het Baskisch, dat wordt gesproken in een klein deel van noordelijk Spanje, is geen Romaanse en zelfs geen Indo-Europese taal.

Het Spaans stamt af van het vulgair Latijn, de taal van de Romeinen, die het Iberische schiereiland gedurende 700 jaar bestuurden. Onder invloed van het Keltiberisch, Baskisch, Visigotisch en later ook het Arabisch heeft de taal zich uit het Latijn ontwikkeld.


Meest gebruikte Spaanse woorden – Top 1 t/m 25

1. que – dat
2. de – van / van
3. no – Nee
4. a – naar
5. la – de (vrouwelijk)
6. el – de (mannelijk)
7. es – hij is / zij is / het is
. y – en
9. en – in / op / om
10. lo – het / hem
11. un – een
12. por – voor / door / door
13. qué – wat / hoe (zoals in “wat leuk!”)
14. me – ikzelf
15. una – een (vrouwelijk)
16. te – jij
17. los – de (voor meer voud)
18. se – zichzelf / zichzelf / zichzelf
19. con – met
20. para – om te
21. mi – mijn
22. está – hij is / zij is / het is
23. si – als
24. bien – nou / goed
25. pero – maar


Zie hier de top 10 langste woorden in de Spaanse taal.


Meest gebruikte Spaanse woorden – Top 26 t/m 50

26. yo – ik
27. eso – dat
28. las – de (voor meervoud vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
29. sí – Ja
30. su – zijn haar het
31. tu – uw
32. aquí – hier
33. del – van de / van de / in de
34. al – naar de
35. como – hoe / zoals / zoals
36. le – hem / haar
37. más – meer
38. esto – this (voor enkelvoudige mannelijke zelfstandige naamwoorden)
39. ya – nu al
40. todo – alles
41. esta – deze (voor enkelvoudige vrouwelijke zelfstandige naamwoorden)
42. vamos – laten we gaan / kom op
43. muy – heel
44. hay – er is
45. ahora – nu
46. algo – iets
47. estoy – Ik ben (niet-permanente kenmerken)
48. tengo – ik heb
49. nos – ons
50. tú – u


Zie hier de top 10 gerechten die je moet proberen in Spanje.


Meest gebruikte Spaanse woorden – Top 51 t/m 75

51. nada – niets
52. cuando – wanneer
53. ha – hij heeft / zij heeft / het heeft (hulp)
54. este – deze (voor enkelvoudige mannelijke zelfstandige naamwoorden)
55. sé – ik weet
56. estás – u bent (niet-permanente kenmerken)
57. así – zoals dit
58. puedo – ik kan
59. cómo – hoe
60. quiero – ik wil
61. sólo – nog maar net
62. soy – Ik ben (voor essentiële kenmerken)
63. tiene – hij heeft / zij heeft het gehad
64. gracias – dank je
65. o – of
66. él – hij
67. bueno – is goed
68. fue – hij was / zij was het was
69. ser – zijn
70. hacer – te doen / te maken
71. son – ze zijn (voor permanente kenmerken)
72. todos – ons allemaal / allemaal
73. era – hij was / zij was / het was
74. eres – jij bent
75. vez – tijd (zoals in ‘een keer’)
[/table]


Meest gebruikte Spaanse woorden – Top 76 t/m 100

76. tienes – jij hebt
77. creo – ik geloof
78. ella – ze
79. he – Ik heb
80. ese – die
81. voy – ik ga
82. puede – hij kan / zij kan / het kan
83. sabes – je weet wel
84. hola – hallo
85. sus – zijn / haar
86. porque – omdat
87. Dios – God
88. quién – wie
89. nunca – nooit
90. dónde – waar
91. quieres – jij wil
92. casa – huis
93. favor – gunst
94. esa – die
95. dos – twee
96. tan – zo
97. señor – meneer
98. tiempo – tijd
99. verdad – waarheid
100. estaba – Ik was

Zie hier de top 10 Spaanse uitdrukkingen en zinnen die je moet kennen.